ECLI:NL:RBDHA:2024:972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
NL23.26475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel. Op 1 september 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eiser wenste dat de rechtbank verweerder zou veroordelen in de proceskosten en griffiekosten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist. Eiser had geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over zijn beroep. Desondanks heeft de rechtbank overwogen dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, aangezien eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier D.A.M. Delger. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is bekendgemaakt op 17 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.26475
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel (de aanvraag).
Op 1 september 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Eiser wil nu nog dat de rechtbank overgaat tot veroordeling van verweerder in de proceskosten en griffiekosten. Verweerder heeft op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan iemand daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan.
3. Het beroep van eiser is kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser wilde met zijn beroep namelijk bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat verweerder dit inmiddels heeft gedaan, heeft eiser geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over zijn beroep.
Proceskostenveroordeling
4. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, nu het bestreden besluit van 1 september 2023 te laat is genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eiser.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld die voor hem een beroepschrift heeft ingediend. Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb. Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft, verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 20232. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
7. De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser vergoedt.3

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 184,- aan eiser;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
D.A.M. Delger, griffier.
3 Artikel 8:74, tweede lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.