In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel. Op 1 september 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eiser wenste dat de rechtbank verweerder zou veroordelen in de proceskosten en griffiekosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist. Eiser had geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over zijn beroep. Desondanks heeft de rechtbank overwogen dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, aangezien eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier D.A.M. Delger. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is bekendgemaakt op 17 januari 2024.