ECLI:NL:RBDHA:2024:9705
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser is ingediend tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris had niet binnen de wettelijk gestelde termijn beslist. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij geen zitting nodig achtte en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens waren. Aangezien partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting. De rechtbank heeft verder overwogen dat, voordat een beroep kan worden ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog moet worden beslist op de aanvraag. Dit wordt de ingebrekestelling genoemd.
In dit geval was de ingebrekestelling van eiser prematuur, omdat de beslistermijn voor zijn aanvraag was verlengd met negen maanden op basis van een nieuw besluit dat op 27 januari 2023 van kracht is geworden. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het beslissen op de aanvraag nog niet was verstreken op het moment dat eiser de ingebrekestelling indiende. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.