ECLI:NL:RBDHA:2024:9690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
09/125323-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet met veroordeling voor bezit gebruikershoeveelheden harddrugs

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en op dat moment gedetineerd. De zaak betreft de tenlastelegging van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet en het bezit van harddrugs. De verdachte had zijn woning onderverhuurd, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij wist dat deze woning zou worden gebruikt voor het verwerken van cocaïne. De rechtbank heeft het bewijs van de voorbereidingshandelingen niet overtuigend geacht en heeft de verdachte vrijgesproken van dit onderdeel. Wel is de verdachte veroordeeld voor het bezit van gebruikershoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine, die in zijn woning zijn aangetroffen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 17 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er geen rechtstreeks verband was met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/125323-22
Datum uitspraak: 18 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
op dit moment uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 4 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. Broere naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 juni 2024 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2022 te Boskoop, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een (grote) hoeveelheid verpakkingsmaterialen en/of seals en/of
- een hoeveelheid weegschalen (met restanten van vermoedelijk cocaïne) en/of
- een hoeveelheid magnetrons en/of
- een hoeveelheid föhns en/of
- een hoeveelheid persmallen en/of
- een hoeveelheid sealmachines en/of
- een hoeveelheid stempels en/of
- een kookplaat en/of
- een hoeveelheid versnijdingsmiddel, te weten inositol en/of
- een (grote) hoeveelheid bewerkingsmiddel, te weten aceton,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
en/of
een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, immers heeft verdachte een woning gelegen aan [adres] te [plaats 2] , aan meneer [naam 1] en/of één of meerdere (onbekende) perso(o)n(en) verhuurd en/of ter beschikking gesteld
2.
hij op of omstreeks 29 april 2022 te Boskoop tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 13,26 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 102 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
meneer [naam 1] en/of een of meerdere (onbekende) perso(o)n(en) op/of omstreeks 29 april 2022 te Boskoop tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 13,26 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 102 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) verdachte in de periode op of omstreeks 28 april 2022 tot en met 29 april 2022 te Boskoop, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen of
inlichtingen heeft verschaft door zijn woning gelegen aan [adres] te [plaats 2] te verhuren en/of ter beschikking te stellen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Ook heeft hij gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van 10,2 gram cocaïne, 102 pillen amfetamine en 0,8 gram MDMA en van de onder 2 subsidiair, ten laste gelegde medeplichtigheid aan het aanwezig hebben van ongeveer 13 kilogram cocaïne.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, met dien verstande dat hij zich voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van 0,8 gram MDMA en 102 pillen amfetamine heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
In de woning aan de [adres] in [plaats 2] is op 29 april 2022 omstreeks 13.33 uur brand uitgebroken. Na het blussen van de brand werd duidelijk dat in de woonkamer en de keuken cocaïne was verwerkt of bewerkt. Er werden ruim 13 kilogram cocaïne en kleinere hoeveelheden MDMA en amfetamine aangetroffen. De woning werd gehuurd door de verdachte. Hem wordt verweten dat hij voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet heeft gepleegd, door drugsgerelateerde voorwerpen voorhanden te hebben en door zijn woning ter beschikking te stellen. Ook wordt hem verweten cocaïne, MDMA en amfetamine aanwezig te hebben gehad, althans daaraan medeplichtig te zijn geweest.
De verdachte heeft verklaard dat hij zijn woning vanaf 29 april 2022 voor twee dagen had onderverhuurd aan [naam 1] , die daar met vrouwen wilde “chillen”. De verdachte heeft ontkend iets met het verwerken of bewerken van cocaïne te maken te hebben en ontkend daarvan weet te hebben gehad. Dat geldt ook voor de 13 kilogram cocaïne in de woning. Wel heeft hij bekend dat de gebruikershoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine in het keukenkastje van hem waren.
De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte in de woning was toen daar cocaïne werd verwerkt of bewerkt. Wel was hij daar in de vroege ochtend van 29 april 2022, maar niet staat vast dat de drugsgerelateerde voorwerpen toen al in de woning waren. Die kunnen zeer wel later op de dag de woning zijn binnengebracht. Dat geldt ook voor de drugsgerelateerde voorwerpen die in de kelderbox van de woning zijn aangetroffen, waarvan overigens ook niet is gezegd dat die in verband stonden met het verwerkingsproces van cocaïne dat in de woonkamer en de keuken had plaatsgevonden. Waar het dus op aan komt, is of de verdachte wist of moest weten dat [naam 1] in de woning cocaïne zou gaan verwerken of bewerken toen hij de woning aan hem ter beschikking stelde. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Dat de verdachte geen huurovereenkomst met [naam 1] heeft opgesteld acht de rechtbank niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat hij zijn woning voor slechts twee dagen onderverhuurde, dat [naam 1] een vriend van hem was en dat hij zijn woning al eerder aan hem had verhuurd. De rechtbank ziet in het dossier ook geen feiten of omstandigheden die voor de verdachte aanleiding hadden moeten zijn om door te vragen naar eventuele andere bedoelingen van [naam 1] . Dat een buurvrouw heeft gezien dat de verdachte in de vroege ochtend van
29 april 2022 de ramen van de woning verduisterde met karton, kan niet tot een ander oordeel leiden. De verdachte heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan om [naam 1] privacy te bieden wanneer deze vrouwen in de woning zou ontvangen. Die verklaring kan de rechtbank niet als volstrekt ongeloofwaardig terzijde schuiven.
De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 1 aan hem ten laste gelegde plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. Ook zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 aan hem ten laste gelegde aanwezig hebben van ruim 13 kilo cocaïne (minus de gebruikershoeveelheid die de verdachte heeft bekend), alsmede de medeplichtigheid daaraan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022122534, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 641).
1. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 30 april 2022, voor zover inhoudende (p. 81-83):
Op vrijdag, 29 april 2022, omstreeks 16:27 uur, werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in aanduiding object [de rechtbank begrijpt: de woning aan de] [adres] , [postcode] [plaats 2] . Een lijst met een nadere specificatie van de in beslag genomen voorwerpen is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
NR
Goed
Vindplaats
Onderzoek
Resultaatindicatieve test
9
3 zakjes met poeder/pillen
Kastje keuken
Verdomi
19 gr onb drugs(pillen) /2 gram witte
heroine/11 gr cocaine
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 255-261):
Op woensdag 4 mei 2022 en op vrijdag 6 mei 2022 hebben wij een aangetroffen en in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht, in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid Eén plastic zakje
Goednummer PL1500-2022122534-2760900
SIN Goed AANT7931NL
Omschrijving 102 beigekleurige ronde tabletten met twee keer een 'C' erop met gewicht van 19,1 gram,
SIN: AAPP9037NL.
Indicatieve testen Positief voor vermoedelijk amfetamine/metamfetamine
Aantal/eenheid Eén plastic zakje
Goednummer PL1500-2022122534-2760903
SIN Goed AANT7852NL
Omschrijving Beigekleurige kristallen 0,8 gram,
SIN: AAPP9042NL.
Indicatieve testen Positief voor vermoedelijk MDMA
Aantal/eenheid Eén plastic zakje
Goednummer PL1500-2022122534-2760905
SIN Goed AANT7853NL
Omschrijving Wit poeder 10,2 gram
SIN: AAPP9043NL.
Indicatieve testen Positief voor vermoedelijk cocaïne
3. Een deskundigenverslag, op 6 mei 2022 opgemaakt en ondertekend door
ing. N. van Doorn, NFI-deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 277):
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPP9037NL
tablet, beige, uit 19,1 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat amfetamine
4. Een deskundigenverslag, op 6 mei 2022 opgemaakt en ondertekend door
ing. N. van Doorn, NFI-deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 278):
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPP9042NL
kristallen, beige, uit 0,8 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat MDMA
5. Een deskundigenverslag, op 6 mei 2022 opgemaakt en ondertekend door
ing. N. van Doorn, NFI-deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 279):
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPP9043NL
poeder, wit, uit 10,2 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 juni 2024, voor zover inhoudende:
Het klopt dat de pillen, MDMA en de cocaïne in het keukenkastje van mij waren.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 april 2022 te Boskoop opzettelijk aanwezig heeft gehad
10,2 gramvan een materiaal bevattende cocaïne en 102 pillen bevattende amfetamine en 0,8 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne, amfetamine en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die niet langer is dan de ondergane voorlopige hechtenis.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft 10,2 gram cocaïne, 102 pillen amfetamine en 0,8 gram MDMA in zijn woning aanwezig gehad. Het gaat om verdovende middelen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en die leiden tot verslaving bij de gebruikers, hetgeen zich in het verleden ook daadwerkelijk bij de verdachte heeft voorgedaan. Door zich hiermee in te laten heeft de verdachte tevens (indirect) drugsgerelateerde overlast en (zware) criminaliteit in stand gehouden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 mei 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte in november 2020 tot dertig maanden gevangenisstraf is veroordeeld voor – kort gezegd – bezit van harddrugs. Die veroordeling weegt de rechtbank mee in het nadeel van de verdachte. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat slechts een gevangenisstraf passend is als strafmodaliteit. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van gelijke duur als de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1.
De vordering
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 18.311,48, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering houdt verband met schade aan de woning aan de [adres] te [plaats 2] , veroorzaakt door brandstichting. Dat feit is niet aan de verdachte ten laste gelegd. Er bestaat geen rechtstreeks verband tussen de opgevoerde schade en het ten laste van de verdachte bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding. Zij wordt veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke de rechtbank begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
17 (ZEVENTIEN) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
mr. M.H.J. Doornink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2024.