ECLI:NL:RBDHA:2024:9689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
C/09/666087 / JE RK 24-893
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 18 juni 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in Oekraïne in 2008. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden als gecertificeerde instelling, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor vier maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor twee maanden. De ouders van de minderjarige, die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben ingestemd met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt, maar dat er nog tijd nodig is voor een veilige thuisplaatsing. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, met als doel de situatie van de minderjarige en de ouders te monitoren en te ondersteunen in de overgang naar een thuisomgeving. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders en de minderjarige hebben laten zien open te staan voor hulpverlening. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de ouders en de minderjarige samen met hulpverleningsinstanties kunnen werken aan een succesvolle thuisplaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/666087 / JE RK 24-893
Datum uitspraak: 18 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] , Oekraïne,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna tezamen te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • de ouders.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met goedvinden van [de minderjarige] samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft op een open groep van [zorginstelling] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 juli 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 7 juli 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 april 2024 een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van vier maanden. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] is begin april 2024 geplaatst op een open groep van [zorginstelling] , nadat zij een positieve ontwikkeling had doorgemaakt binnen de gesloten jeugdhulp. [de minderjarige] heeft hier verder gewerkt aan haar vaardigheden, waaronder het reguleren van haar emoties en negatieve gedachten, haar vrijetijdsinvulling en haar zelfstandigheid. Daarnaast hebben de ouders ook stappen gezet. Gezien wordt dat het de ouders beter lukt om met [de minderjarige] te communiceren, de spanningen van [de minderjarige] bespreekbaar te maken en samen oplossingen te zoeken om de spanningen te verlagen. Verder lukt het de ouders beter om grenzen te stellen, deze te blijven hanteren en vast te houden aan een vaste structuur van de dag. Uit recent onderzoek is gebleken dat [de minderjarige] op sociaal-emotioneel vlak een lager niveau heeft dan leeftijdsgenoten. Het is voor de ouders van belang dat zij leren hoe zij hier op een adequate manier mee om kunnen gaan. Hoewel het gezin positieve stappen heeft gezet, is er nog enige tijd nodig om een thuisplaatsing van [de minderjarige] te realiseren. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van twee maanden. Binnen die periode kan toegewerkt worden naar een thuisplaatsing. Daarbij zal met voortvarendheid worden gewerkt aan een opbouwschema. De gecertificeerde instelling verzoekt daarnaast om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden. Op die manier kan de thuisplaatsing nog enige tijd gemonitord worden en kan er een borgingsplan worden opgesteld, zodat de hulpverlening overgeheveld kan worden naar het vrijwillig kader.

4.De standpunten

4.1.
De ouders hebben ingestemd met het verzochte. De ouders zien dat [de minderjarige] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zij is vrolijker, meer open en heeft weer vertrouwen in de ouders. Ook de ouders hebben stappen gezet en hebben weer vertrouwen in [de minderjarige] gekregen. Er wordt op dit moment gezocht naar een passende school voor [de minderjarige] waar zij in september 2024 kan starten. Mocht het niet lukken een school te vinden waar zij al in september kan starten, dan zullen er afspraken worden gemaakt voor de overbruggingsperiode. Het is belangrijk dat de thuisplaatsing van [de minderjarige] de komende tijd zorgvuldig plaatsvindt. Er zal de komende tijd veel veranderen. De ouders hebben er vertrouwen in dat het goed gaat komen, maar vinden de aankomende periode wel spannend. In dat kader zou het fijn zijn als het gezin voor september met systeemtherapie kan starten. Dat is tot op heden nog niet van de grond gekomen door problemen met de financiering.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De afgelopen periode heeft de positieve ontwikkeling van [de minderjarige] zich doorgezet. Zij is beter in staat haar emoties en gedachten te reguleren, is weerbaarder geworden en het schooltraject bij [zorginstelling] verloopt goed. [de minderjarige] kan trots zijn op zichzelf. Ook de ouders hebben het afgelopen jaar stappen gezet in het leren aansluiten bij de opvoedbehoeften van [de minderjarige] en het stellen van kaders en grenzen. [de minderjarige] heeft inmiddels structureel weekendverlof en is ook met de ouders in mei op vakantie geweest. Dat verloopt goed en alle betrokkenen hebben dan ook vertrouwen in een thuisplaatsing van [de minderjarige] . Het plan is om [de minderjarige] in de komende twee maanden thuis te plaatsen, zodat zij voor de start van het nieuwe schooljaar thuis is en dan gelijk in september kan starten met onderwijs. Daartoe zal er nog wel een passende school gevonden moeten worden. De kinderrechter kan dit plan onderschrijven. De komende twee maanden zal [de minderjarige] stapsgewijs meer bij de ouders moeten verblijven, zodat de overgang naar huis zorgvuldig verloopt. Om dit te realiseren zal de kinderrechter het verzoek tot de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing toewijzen voor de verzochte duur van twee maanden. De kinderrechter merkt daarbij op dat van de machtiging uiteraard slechts gebruik hoeft te worden gemaakt zolang dat nodig is. De kinderrechter zal het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling ook toewijzen voor de verzochte duur. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is de komende vier maanden nog nodig om de thuisplaatsing van [de minderjarige] te monitoren en ervoor te zorgen dat de ouders en [de minderjarige] de juiste (systemische) hulpverlening gaan ontvangen. Daarnaast dient er een borgingsplan opgesteld te worden. Het wordt voor zowel de ouders als [de minderjarige] een spannende tijd als [de minderjarige] weer helemaal thuis woont, maar de kinderrechter heeft er alle vertrouwen in dat het hen zal lukken. De ouders en [de minderjarige] hebben laten zien open te staan voor hulpverlening en samen te kunnen werken met hulpverleningsinstanties en het is dan ook mogelijk dat de hulpverlening wordt overgedragen naar het vrijwillig kader.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 7 november 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 september 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024 door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 20 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.