ECLI:NL:RBDHA:2024:9673

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
NL23.15983
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en terugkeerbesluit in het licht van Duitse nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 13 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris op 24 mei 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 13 maart 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven zijn beroep nader te onderbouwen, waarna het onderzoek is gesloten zonder nadere zitting.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de Duitse nationaliteit bezit. Eiser stelt dat hij naast de Britse nationaliteit ook de Duitse nationaliteit heeft, gebaseerd op het feit dat zijn vader de Duitse nationaliteit had. De staatssecretaris erkent dat er aanwijzingen zijn voor de Duitse nationaliteit van eiser, maar concludeert dat deze niet vaststaat. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de nationaliteit van eiser, wat essentieel is voor de beoordeling van de asielaanvraag.

De rechtbank vernietigt zowel het terugkeerbesluit als de afwijzing van de asielaanvraag, en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 875,- toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15983

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser,

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 13 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 24 mei 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen het beroep nader te onderbouwen. De staatssecretaris heeft op deze nadere onderbouwing gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van zijn beroepsgronden.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser stelt, naast de Britse nationaliteit, de Duitse nationaliteit te bezitten. Hij legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij problemen heeft ondervonden in het Verenigd Koninkrijk. Een vriend van hem, met de bijnaam [naam], heeft twee van zijn (ex-) vriendinnen bij hem weggehaald. De vriend van eiser laat hen en andere vrouwen in de prostitutie werken. Daarnaast is deze vriend betrokken bij een crimineel netwerk. Nadat eiser contact heeft gehad met de politie, is hij meerdere malen door meerdere mensen met de dood bedreigd. Bij terugkomst vreest eiser dat hij vermoord zal worden.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. bedreigingen en problemen met [naam].
De staatssecretaris acht de identiteit, de Britse nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar de gestelde Duitse nationaliteit wordt niet gevolgd. Relevant element 2 acht de staatssecretaris ongeloofwaardig. De staatssecretaris heeft daarom de asielaanvraag van eiser afgewezen. Daarbij heeft de staatssecretaris bepaald dat eiser, binnen vier weken, terug dient te keren naar Groot-Brittannië.
Duitse nationaliteit
6. Eiser betoogt allereerst dat de staatssecretaris hem ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Volgens eiser heeft hij namelijk de Duitse nationaliteit. Dat vloeit volgens eiser voort uit het feit dat zijn vader de Duitse nationaliteit had en het Duitse nationaliteitsrecht. Ter onderbouwing heeft eiser de huwelijksakte van zijn ouders en zijn grootouders, zijn eigen geboorteakte, de geboorte- en overlijdensakte van zijn vader, stukken over het Duitse nabestaandenpensioen van zijn moeder, brieven van de Britse autoriteiten over een eventuele naturalisatie van de vader van eiser, stukken van de Duitse autoriteiten over het krijgsgevangenschap van de vader van eiser en informatie over het Duitse nationaliteitsrecht overgelegd. Daarnaast heeft eiser bij de Duitse autoriteiten een ‘Staatsbürgerschaftsausweis’ aangevraagd waarmee hij kan aantonen dat hij de Duitse nationaliteit bezit.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de Duitse nationaliteit van eiser niet vaststaat. Met de door eiser ingebrachte stukken zijn er volgens de staatssecretaris wel aanknopingspunten dat eiser kan (gaan) beschikken over de Duitse nationaliteit, omdat uit die stukken blijkt dat de vader van eiser in het bezit zou zijn geweest van de Duitse nationaliteit. Echter maakt dit het besluit niet onrechtmatig. De Duitse nationaliteit van eiser staat (nog) niet vast, hij is namelijk niet in het bezit van een ‘Staatsbürgerschaftsausweis.’ Het is daarnaast niet in geschil dat eiser de Britse nationaliteit heeft, waardoor het terugkeerbesluit niet onrechtmatig is.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser met alle overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij (ook) de Duitse nationaliteit bezit. Het is tussen partijen niet in geschil dat de man in de door eiser overgelegde stukken daadwerkelijk de vader van eiser is. Uit deze stukken blijkt namelijk dat de vader van eiser in Duitsland is geboren en dus de Duitse nationaliteit had. Daarnaast blijkt uit de stukken van de Britse autoriteiten dat de vader van eiser niet de Britse nationaliteit heeft verkregen. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de vader van eiser de Duitse nationaliteit niet is verloren en dus op het moment dat eiser geboren werd, zijn vader de Duitse nationaliteit bezat. Verder blijkt uit de verwijzing van eiser naar de Duitse wetgeving, dat als de vader de Duitse nationaliteit heeft, het biologische kind die nationaliteit ook heeft. Het enkele feit dat eiser niet in het bezit is van een ‘Staatsbürgerschaftsausweis’ is dus een onvoldoende motivering gelet op de door eiser overgelegde stukken en de inhoud daarvan in onderlinge samenhang bezien.
Er zijn dus voldoende aanknopingspunten op basis waarvan de staatssecretaris nader onderzoek had kunnen doen en eiser daarover had kunnen bevragen. Het is namelijk de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris om een terugkeerbesluit in alle gevallen zorgvuldig voor te bereiden. Dit houdt in dat voordat een terugkeerbesluit wordt genomen, de vreemdeling tijdens het gehoor in voldoende mate in de gelegenheid wordt gesteld om zijn situatie naar voren te brengen. Zo nodig moet naar aanleiding van de gegeven verklaringen worden doorgevraagd. Dit stelt de staatssecretaris in staat om rekening te houden met alle relevante elementen. Hij moet met de nodige aandacht kennisnemen van de verklaringen van de vreemdeling en alle relevante gegevens zorgvuldig en onpartijdig onderzoeken. [1] In geval van eiser is bij de zienswijze naar voren gekomen dat hij mogelijk de Duitse nationaliteit bezit. Dit is relevante informatie waar de staatssecretaris rekening mee dient te houden bij het opleggen van het terugkeerbesluit. De Terugkeerrichtlijn is namelijk niet van toepassing op Unieburgers waardoor in dat geval aan eiser geen terugkeerbesluit kon worden opgelegd. Het terugkeerbesluit kan daarom geen standhouden.
6.3.
De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om niet alleen het terugkeerbesluit, maar ook het besluit tot afwijzing van de asielaanvraag te vernietigen. Volgens paragraaf C2/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 stelt de staatssecretaris, voordat hij beoordeelt of de vreemdeling gegronde vrees voor vervolging heeft, het land van herkomst vast. Gelet op wat hiervoor is overwogen had de staatssecretaris nader onderzoek moeten doen naar de nationaliteit van eiser. De staatssecretaris kon daarom ook voor de beoordeling van de asielaanvraag niet enkel uitgaan van de Britse nationaliteit. De rechtbank realiseert zich dat het aannemen van de Duitse nationaliteit eiser voor wat betreft de asielbeoordeling naar het zich laat aanzien niet noodzakelijk in een gunstiger positie zal brengen, maar acht de vaststelling van de juiste nationaliteit een dusdanig essentieel element van de asielbeoordeling dat zij om deze reden het besluit in het geheel zal vernietigen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd. De
rechtbank ziet geen mogelijkheden om het geschil finaal te beslechten. De staatssecretaris
zal daarom binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw
besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraag € 875,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde van € 875,- en wegingsfactor 1). Er zijn verder geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 28 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1346, r.o. 6.