In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 mei 2024 de aanvraag van verzoeker afgewezen, met het argument dat deze kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juni 2024 behandeld, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, ondanks een bericht van verhindering.
De voorzieningenrechter heeft in een andere zaak, NL24.21550, op dezelfde dag uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.