ECLI:NL:RBDHA:2024:966

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
NL24.875 en NL24.877
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Syrische eisers en de toepassing van de Dublinverordening met betrekking tot Duitsland en het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee Syrische eisers, die hun aanvragen in Nederland hadden ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij aanvoeren dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van hun kinderen, die getraumatiseerd zijn door hun vlucht en de omstandigheden in Duitsland. De rechtbank heeft de beroepen op zitting behandeld, waarbij de eisers niet verschenen, maar hun gemachtigde wel. De rechtbank overweegt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvragen en dat de eisers niet hebben aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in de Duitse asielprocedure. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvragen niet inhoudelijk te behandelen, en dat de belangen van de kinderen voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. De beroepen worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.875 en NL24.877

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
[naam eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nr.]
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluiten van 8 januari 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben ieder beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser en de gemachtigde van verweerder. De gemachtigde van eisers, met voorafgaand bericht, en eiseres zijn niet verschenen.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Zij hebben op 30 september 2023 asielaanvragen in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eisers op 21 september 2023 in Duitsland al asielaanvragen hebben ingediend. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Duitsland verzocht om eisers terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 9 november 2023 hebben de Duitse autoriteiten deze verzoeken geaccepteerd.
3. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij voeren aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen van eisers. De kinderen zijn getraumatiseerd als gevolg van de vlucht uit Syrië, de aardbeving in Turkije en de slechte omstandigheden in Duitsland. Terugkeer naar Duitsland leidt tot negatieve gevolgen voor het welzijn en de sociale ontwikkeling van de kinderen. In dat verband hebben eisers een brief van 19 januari 2024 van een kinderneuroloog overgelegd. In de brief staat dat het oudste kind van eisers, [naam kind] , verbetering toont nu hij stabiliteit heeft. Eisers verwijzen verder naar artikel 3, eerste lid, van het IVRK. [3] De belangenafweging als bedoeld in artikel 6 van de Dublinverordening moet leiden tot opname in de nationale procedure. De overdracht aan Duitsland getuigt van onevenredige hardheid. Verweerder heeft daarom ten onrechte geen aanleiding gezien om eisers asielaanvragen inhoudelijk te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Het is niet in geschil dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Verweerder mag ten aanzien van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat verweerder daar in hun geval niet van uit mag gaan. Eisers zijn hier niet in geslaagd.
5. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat in Duitsland sprake is van structurele tekortkomingen op basis waarvan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Met de aanvaarding van de terugnameverzoeken hebben de Duitse autoriteiten toegezegd dat zij de asielaanvragen van eisers in behandeling zullen nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen en internationale verplichtingen. Voor zover de behandeling van eisers asielaanvragen desondanks tekort zou schieten, ligt het op de weg van eisers om daar bij de (hogere) Duitsland autoriteiten over te klagen. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Duitsland eisers niet zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
6. In overweging 13 van de considerans van de Dublinverordening staat dat overeenkomstig het IVRK en het Handvest [4] voor de lidstaten bij de toepassing van de Dublinverordening het belang van het kind voorop dient te staan. Artikel 3 van het IVRK en artikel 24 van het Handvest hebben in het bijzonder uitdrukking gevonden in artikel 6 van de Dublinverordening. De in artikel 6, eerste lid, geformuleerde norm is daarbij nader uitgewerkt in het derde lid van dat artikel.
7. Verweerder heeft in de bestreden besluiten de belangen van de kinderen voldoende betrokken bij de besluitvorming. Op basis van artikel 20, derde lid, van de Dublinverordening is het in beginsel in het belang van de kinderen om bij de behandeling van hun situatie in het kader van de verantwoordelijkheidsbepaling tot uitgangspunt te nemen dat deze onlosmakelijk verbonden is met die van de ouders. Het staat vast dat als gevolg van de bestreden besluiten de kinderen niet worden gescheiden van hun ouders. Verder wordt overwogen dat uit de brief van de kinderneuroloog van 19 januari 2024 niet blijkt dat de kinderen momenteel onder behandeling staan. Daarnaast mag verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uitgaan dat eventuele medische behandeling voor de kinderen van eisers ook in Duitsland aanwezig is. Ook wordt in aanmerking genomen dat op grond van artikel 32 van de Dublinverordening, met toestemming van eisers, de gezondheidsgegevens door verweerder aan Duitsland worden verstrekt. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de kinderen onevenredig hard getroffen worden door de overdracht aan Duitsland. Verweerder heeft in deze omstandigheden dan ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvragen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening (onverplicht) aan zich te trekken.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.Verdrag inzake de rechten van het kind.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.