ECLI:NL:RBDHA:2024:9659
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij tijdelijke sluiting woning wegens drugshandel
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die in zijn woning aan de [adres] te [plaats] woont, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Krimpenerwaard om zijn woning voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was het gevolg van de aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs en diverse meldingen van overlast. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een onredelijk lang tijdsverloop dat de sluiting niet meer zou rechtvaardigen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de aangetroffen hoeveelheid MDMA in de woning de grens van 0,5 gram ruimschoots overschrijdt, wat duidt op een handelshoeveelheid. De rechter benadrukt dat de sluiting van de woning noodzakelijk is voor de openbare orde en dat het belang van de sluiting zwaarder weegt dan het belang van verzoeker om in de woning te blijven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de conclusie dat het besluit in bezwaar waarschijnlijk zal standhouden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.