ECLI:NL:RBDHA:2024:9658
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheidsbeginsel
In de zaak tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 31 mei 2024, maar werd geschorst omdat er geen tolk beschikbaar was. Op 18 juni 2024 werd het verzoek, samen met de beroepszaak, inhoudelijk behandeld. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en een tolk.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak in de beroepszaak, waarin de rechtbank al had geoordeeld. De rechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een voorlopige voorziening rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Hessels, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.