ECLI:NL:RBDHA:2024:9655

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
24_3127
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van een seksinrichting wegens aangetroffen harddrugs en onvoldoende controles door de exploitant

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de exploitant van een seksinrichting beoordeeld. De burgemeester van Den Haag had op 18 april 2024 besloten om de seksinrichting voor drie maanden te sluiten, nadat er een handelshoeveelheid harddrugs was aangetroffen in het pand. De voorzieningenrechter overweegt dat de tijdelijke sluiting passend en noodzakelijk is, gezien de ernst van de situatie en de risico's voor de openbare orde. De exploitant had het seksbedrijf vrijwillig gesloten gehouden, maar dit was niet voldoende om de sluiting te voorkomen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar tegen het besluit geen redelijke kans van slagen heeft. De uitspraak benadrukt het belang van adequate controles in de seksbranche en de verantwoordelijkheid van de exploitant om een veilige omgeving te waarborgen voor zowel sekswerkers als klanten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3127
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 mei 2024 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , h.o.d.n. [handelsnaam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.H. Bouwman),
tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn seksinrichting voor de duur van drie maanden.
1.1.
Bij besluit van 18 april 2024 (het - primaire - besluit) heeft verweerder verzoeker een last onder bestuursdwang [1] opgelegd, in de vorm van sluiting van het seksbedrijf aan de [adres] in [plaatsnaam] (het seksbedrijf) voor een periode van drie maanden, eindigend op 5 juli 2024 om 01:00 uur. In deze periode is begrepen dat verzoeker het seksbedrijf per
5 april 2024, 01:00 uur, vrijwillig gesloten heeft gehouden.
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoeker exploiteert sinds jaren het seksbedrijf [bedrijfsnaam] .
In de bestuurlijke rapportage van de politie van 15 april 2024 is vermeld dat aan de politie op 15 februari 2024 vanuit de afdeling Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de politie eenheid Rotterdam een TCI-proces-verbaal is verstrekt. Via een informant was de informatie ontvangen dat [naam 3] werkt als gastheer bij het seksbedrijf. Hij is zeer onberekenbaar en agressief, mede doordat hij zelf harddrugs gebruikt. Hij verkoopt ook harddrugs aan klanten en medewerkers van het seksbedrijf. Hij verkoopt dit als cocaïne, maar het is zeer waarschijnlijk een andere drug. Er zijn meerdere mensen gaan hallucineren na gebruik van deze drugs.
Na vervolgonderzoek heeft de politie op 4 april 2024 omstreeks 22:00 uur gezien dat de gastheer het seksbedrijf binnen ging. Om 23:30 is de politie overgegaan tot een gerichte interventie en instap. De gastheer droeg een heuptasje, waarin een vier pony-packs zaten, die (voorlopig) positief zijn getest op cocaïne, met een bruto totaalgewicht van 5,5 gram.
In de auto van de gastheer zijn in een laptoptas twee pony-packs met daarin vermoedelijk cocaïne met een bruto totaalgewicht van 3 gram aangetroffen. Uit nader onderzoek door Forensische Opsporing, afdeling narcotica, van de politie is gebleken dat dit cocaïne betrof met een netto gewicht van 1,6 gram. In zijn auto zijn voorts twee verboden wapens (een vouwmes en een zaagkoord en/of -lint) aangetroffen.
Het seksbedrijf is doorzocht. In de lockerruimte zijn in een afgesloten locker, in gebruik bij een onbekend gebleven sekswerker, twee lege wikkels van cocaïne aangetroffen. Voorts werd in een prop aluminiumfolie een residu (weging was niet mogelijk) van een bruinachtige substantie aangetroffen, positief getest op heroïne. In een vuilcontainer in een ruimte in het seksbedrijf werd een lege wikkel van coaïne aangetroffen.
Er waren geen bezoekers. Verzoeker en enige medewerkers waren aanwezig. De aanwezige medewerkers van het seksbedrijf zijn met uitdrukkelijke toestemming aan de kleding onderzocht. In een tasje van een sekswerker is een lege pony-pack aangetroffen, met dezelfde opdruk en tekst als op de pony-packs die bij de gastheer waren aangetroffen.
Sekswerker 1 heeft verklaard dat de eigenaar heel beschermend en vriendelijk is. Hij wil niet dat zij na het werk nog alleen naar huis gaan, of met alcohol op achter het stuur gaan zitten. Zij mogen daarom blijven slapen achter in het pand.
Sekswerker 2 heeft verklaard wel eens te hebben gezien dat andere dames gebruikten in het seksbedrijf, maar de sekswerker sluit daar bewust de ogen voor. De sekswerker heeft ook wel eens gehoord dat er boven in de kamers wordt gesnoven, maar heeft dit beneden nooit gezien. De sekswerker heeft binnen nooit handel in drugs gezien en kan niet zeggen dat de eigenaar of de gastheer zich hiermee bezig houden. De sekswerker wil dat ook niet zeggen en zegt geen verklikker te zijn. De eigenaar helpt hen juist. De sekswerker heeft tenslotte gezegd geen geld te hebben, niet te weten waar nu naartoe kan worden gegaan en dat de eigenaar de slaapplek regelt en de Uber betaalt.
Sekswerker 3 heeft verklaard dat de lege pony-pack die in het tasje is aangetroffen in Amsterdam is gekocht. Deze sekswerker heeft verklaard in het seksbedrijf te slapen in een kamer met andere dames.
De gastheer heeft verklaard drugsgebruiker te zijn en dat hij in het bezit was van 2,4 gram “iets dat niet mocht en dat geen bakpoeder was”. De vier pony-packs zijn van hem en zijn voor eigen gebruik bedoeld. Hij wist dat er in zijn auto’s nog pony-packs lagen. Hij handelt niet in verdovende middelen.
Verzoeker heeft verklaard dat hij er niets vanaf wist en tegen drugs is. Hij heeft het seksbedrijf vrijwillig voor twee weken gesloten gehouden.
Verweerder heeft vervolgens bepaald dat het seksbedrijf langer gesloten moet blijven.
Overwegingen
4. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat verweerder op 15 mei 2024 een enveloppe met (een) stuk(ken) heeft ingediend met een vermelding van deze zitting en artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op dit verzoek op beperking van de kennisneming is, vanwege de late indiening, (nog) geen beslissing genomen en de voorzieningenrechter heeft dit op zitting aan de orde gesteld. Verzoeker heeft, vanwege de late indiening, bezwaren geuit, waaruit volgt dat geen toestemming wordt verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. De voorzieningenrechter heeft de enveloppe met inhoud aan het einde van de zitting teruggegeven aan verweerder.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker niet heeft betwist dat een hoeveelheid harddrugs in het seksbedrijf is aangetroffen. Met deze aangetroffen hoeveelheid in het pand is de grens van 0,5 gram harddrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) ruimschoots overschreden en in de rechtspraak wordt dan als uitgangspunt aanvaard dat er vanuit kan worden gegaan dat sprake is van een handelshoeveelheid die (mede) bestemd is voor de verkoop, aflevering of verstrekking.
De enkele stelling dat de gastheer een drugsverslaving heeft en dat de aangetroffen harddrugs voor eigen gebruik waren, maakt dit in dit geval niet anders. Het gaat hier niet om een geringe overschrijding van de 0,5 grens. [2] De TCI-informatie en wat bij de gastheer en ook overigens in het seksbedrijf is aangetroffen, vormen voldoende aanwijzingen dat het hier niet gaat om een hoeveelheid voor eigen gebruik. Het gaat hier om feiten en omstandigheden die niet op zichzelf staan, maar in samenhang mogen worden bezien.
Verzoeker heeft een afschrift ingezonden van de strafbeschikking van 26 april 2024, waarbij aan de gastheer terzake van het aanwezig hebben van drugs op 4 april 2024 een geldboete van € 600,- is opgelegd. De gastheer is akkoord gegaan met deze strafbeschikking.
Het standpunt van verzoeker dat niet is gebleken waarom het oordeel van verweerder afwijkt van dat van het openbaar ministerie (OM), te weten dat het gebrek aan vervolging voor handel niet is meegewogen, en dat verzoeker door de politie in het geheel niet is bevraagd over handel kan aan het voorgaande niet afdoen. De bestuursrechtelijke bevoegdheid tot herstel van een illegale situatie op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Ow kan niet op één lijn worden gesteld met, en staat los van, de bevoegdheid van het OM om een verdachte strafrechtelijk te vervolgen, dan wel de bevoegdheid van de strafrechter om een verdachte, na een bewezenverklaring, al dan niet een straf op te leggen. [3] Voorts gaat het hier om een bestuursrechtelijk middel, dat gericht is op de inrichting en niet op (de persoon van) verzoeker of de gastheer.
Verweerder is bevoegd de sluiting van het seksbedrijf te gelasten.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de tijdelijke sluiting passend en noodzakelijk heeft mogen achten. Met een waarschuwing kan niet worden volstaan. Verweerder heeft de TCI-informatie van belang mogen achten, omdat die aanwijzingen biedt dat het pand, via de gastheer, mogelijk bij derden bekend is als pand waar drugs kunnen worden verkregen.
Verweerder beoogt met de sluiting de bekendheid van het pand als pand waar drugs worden verhandeld en gebruikt weg te nemen en er wordt een signaal afgegeven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn. De seksbranche is een zeer kwetsbare branche, die onder meer vanuit de belangen van zedelijkheid, veiligheid, de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, gezondheid en openbare orde streng gereguleerd is. Sekswerkers kunnen in een kwetsbare en onveilige situatie belanden. Hoewel verzoeker in zijn bedrijfsplan en zienswijze heeft aangegeven dat hij drugsgebruik in het seksbedrijf niet tolereert, heeft hij onvoldoende maatregelen genomen om dit daadwerkelijk tegen te gaan.
Verzoeker heeft op de zitting toegelicht dat er 65 lockers zijn, die hij steekproefsgewijs controleert. Hij wijst er verder op dat het een erg groot pand is. Hij komt nooit in de kamertjes als deze open zijn of in de damestoiletten, want hij heeft daar niets te zoeken. Hij kan best een steekje hebben laten vallen met de controles. Bezoekers kan hij niet controleren, want die lopen dan weg. De kluisjes in de kleedkamer zijn door hem afgesloten, dus hebben de sekswerkers alleen de lockers.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat de controles van verzoeker, ondanks zijn bedoelingen, niet voldoende zijn. Dit gelet op de verklaring van een sekswerker over drugsgebruik in het seksbedrijf en de aangetroffen lege pony-packs in het tasje, een locker en een vuilcontainer. Verweerder wordt voorts gevolgd dat met de vrijwillige sluiting van het seksbedrijf de doelen die gemoeid zijn met een langere sluiting, nog niet zijn behaald. Ook het betoog dat verzoeker geen twijfel hoefde te hebben over zijn gastheer omdat die als opleider zou werken bij de Dienst Justitiële Inrichtingen en er niet uitzag als verslaafd aan drugs is van onvoldoende gewicht voor een ander oordeel.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de sluiting voor drie maanden evenwichtig mag vinden. Verweerder heeft in de duur van de sluiting de duur van de vrijwillige sluiting meegenomen. Ook is verweerder ervan bewust dat de sluiting financiële gevolgen heeft voor verzoeker. Het belang dat met de maatregel is gediend weegt echter zwaarder dan het belang van verzoeker om het seksbedrijf (eerder weer) te kunnen exploiteren. Dat de gastheer inmiddels niet meer bij het seksbedrijf werkzaam is, is onvoldoende zwaarwegend. Verweerder heeft benadrukt dat de seksbranche een kwetsbare en extra gevoelige branche is. De politie heeft de aanwezige sekswerkers geïnformeerd over alternatieve vergunde werkplekken in Den Haag. Daarnaast is aangegeven dat zij te allen tijde terecht kunnen bij SHOP/Spot46 (het informatie- en adviescentrum voor sekswerkers) voor verdere informatie, advies en ondersteuning.
8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar tegen het besluit geen redelijke kans van slagen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
griffier
de voorzieningenrechter is
verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet (Ow), artikel 3:13, artikel 3:7, tweede lid, aanhef en onder e, en artikel 3:14, tweede lid, aanhef en onder g en h, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) en het Handhavingsarrangement voor seksinrichtingen en escortbedrijven (het Handhavingsarrangement)
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1125)
3.Uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2614) r.o. 6.2.