In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H.R. de Boer, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De rechtbank had eerder, op 17 oktober 2023, bepaald dat de Staatssecretaris binnen vier weken een nieuw besluit moest nemen. Eiser stelt dat deze termijn is overschreden en dat er daarom beroep kan worden ingesteld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiser in dit geval niet eerst een ingebrekestelling hoeft te sturen, omdat er al een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de rechtbank. De Staatssecretaris heeft niet binnen de gestelde termijn een besluit genomen, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat de Staatssecretaris alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien dit niet gebeurt, moet de Staatssecretaris een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 10 juni 2024.