ECLI:NL:RBDHA:2024:9647
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring, die op 1 februari 2024 is opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, is door de rechtbank eerder getoetst en werd rechtmatig bevonden tot 22 maart 2024. De rechtbank ontving een kennisgeving van de voortduring van de maatregel van de verweerder, welke kennisgeving gelijkgesteld werd met een door eiser ingesteld beroep. Eiser heeft hierop gereageerd, maar de rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en het vooronderzoek op 8 mei 2024 heeft gesloten.
De rechtbank heeft de door verweerder en eiser verstrekte gegevens beoordeeld en concludeert dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet langer zijn voldaan. De rechtbank oordeelt dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Gezien deze conclusie is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.