ECLI:NL:RBDHA:2024:9637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
NL24.21350
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser stelt dat er geen zicht is op uitzetting, aangezien de maatregel van bewaring al meer dan drie maanden voortduurt zonder enige voortgang. De rechtbank heeft echter overwogen dat het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten nog loopt en dat de Staatssecretaris regelmatig contact heeft met deze autoriteiten over de afgifte van een laissez passer. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht op uitzetting is, vooral omdat eiser niet is verschenen op een oproep voor een vertrekgesprek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend handelt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 mei 2024, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.21350
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Hol),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

De Staatssecretaris heeft op 9 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De Staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2001.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 19 april 2024 (in de zaak NL24.16348) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het
voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen zicht op uitzetting is. De maatregel van bewaring duurt nu meer dan drie maanden voort. Er is geen enkele voortgang ten aanzien van eisers uitzetting uit Nederland, aldus eiser.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Het zicht op uitzetting en de voortvarendheid
6. Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt. De Staatssecretaris rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een laissez passer (lp), laatstelijk op 7 mei 2024. Dat het onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer niet nu de Marokkaanse autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. De Staatssecretaris is voor de afgifte van een lp afhankelijk van de werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten. De Staatssecretaris heeft eiser verder op 15 mei 2024 opnieuw opgeroepen voor een vertrekgesprek, maar eiser is niet verschenen. De rechtbank concludeert dan ook dat er onverkort zicht op eisers uitzetting naar Marokko is en dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend handelt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ambtshalve toetsing

7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 mei 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.