ECLI:NL:RBDHA:2024:9635
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en beroep ongegrond wegens mislukte transactie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde D. Dettmeijer, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat op 8 maart 2023 om 15:38 uur was geconstateerd dat voor de auto van eiseres geen parkeerbelasting was voldaan, terwijl de locatie waar de auto geparkeerd stond, alleen toegankelijk was tegen betaling van parkeerbelasting.
Eiseres stelde dat zij op het moment van parkeren wel degelijk parkeerbelasting had voldaan, maar dat de transactie mislukte en het bedrag van € 1,70 op haar bankrekening was teruggestort. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 30 mei 2024 gehouden, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. [naam]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat de parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de uitleg van verweerder over de mislukte betaaltransactie geloofwaardig was en dat eiseres niet had aangetoond dat zij op het moment van de transactie erop mocht vertrouwen dat de betaling was geslaagd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat de toepassing van de hardheidsclausule niet aan de rechtbank was, maar aan het college van burgemeester en wethouders. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.