In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 mei 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016. De vader heeft zich de afgelopen periode ingezet om de thuissituatie te verbeteren, maar concludeert dat het in het belang van [minderjarige] is om haar uit huis te laten plaatsen. Dit besluit is genomen na een NIFP onderzoek en observaties van het gedrag van [minderjarige] na bezoeken met de moeder. De kinderrechter oordeelt dat het niet in het belang van [minderjarige] is om bij de moeder te worden geplaatst, gezien de zorgen die er zijn over de thuissituatie bij de moeder en de negatieve effecten die dit heeft op [minderjarige]. De kinderrechter benadrukt het belang van goede communicatie tussen de vader, de moeder en de gecertificeerde instelling over de toekomstige plaatsing van [minderjarige]. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend in een gezinsgerichte voorziening, met de mogelijkheid tot thuisplaatsing als de situatie dat toelaat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en geldt tot 2 juli 2024.