ECLI:NL:RBDHA:2024:9621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C/09/664126 / JE RK 24-620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van opvoedondersteuning en omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 mei 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen hebben de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling doorgemaakt, waarbij de vader zijn rol als ouder goed vervult. De kinderrechter complimenteert de vader voor zijn constructieve houding tegenover de moeder en benadrukt het belang van communicatie tussen de ouders in het belang van de kinderen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden, zodat er met hulp van de betrokken instelling duidelijke afspraken kunnen worden gemaakt over de omgang tussen de kinderen en de moeder. De moeder is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar is wel opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder ondersteuning nodig heeft in haar thuissituatie en voor haar persoonlijke problematiek. De beslissing is genomen op basis van de wettelijke criteria van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de stabiliteit van de kinderen en de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/664126 / JE RK 24-620
Datum uitspraak: 17 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter
Verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 april 2024;
- het e-mailbericht van de vader met daarin zijn reactie op het verzoek van 16 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 november 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 23 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Het volgende ligt aan het verzoek ten grondslag. In november 2023 is er door VUHP samen met de ouders een schema met afspraken gemaakt over de omgang. Dit verliep goed tot december 2023. De moeder bleek ernstig overbelast, waarbij er zorgelijke uitspraken zijn gedaan richting de kinderen. De kinderen verblijven sindsdien bij de vader. Beide ouders konden achter de plaatsing bij de vader staan en hebben samen met VUHP opnieuw afspraken gemaakt over de omgang tussen de moeder en de kinderen. VUHP geeft aan dat de vader een ritme heeft gevonden met de kinderen en emotioneel en fysiek beschikbaar is. [minderjarige 2] is gestart met Brain Body Balance en er wordt gezien dat hij rustiger is op school en het lijkt [minderjarige 2] beter te lukken om contact te maken met klasgenootjes. Het contact tussen de moeder en de kinderen is verder uitgebreid, maar te zien is dat het weer te veel wordt voor de moeder. De moeder heeft aangegeven de uitbreiding weer te willen terugdraaien. Daarbij merkt de gecertificeerde instelling tijdens de zitting op dat de omgang niet te vaak teruggedraaid moet worden omdat dit ook schadelijk is voor de kinderen. De vader heeft aangegeven dat hij denkt dat de moeder het niet gaat redden om samen met hem in co-ouderschap voor de kinderen te zorgen. Bij de moeder speelt nog persoonlijke problematiek. Zij heeft aangegeven dat zij veel last heeft van traumaklachten en van paniekaanvallen. Er is een advies gegeven voor schematherapie maar het lukt de moeder niet om dit op te starten. Ook wordt gezien dat als de moeder overbelast is zij niet openstaat voor hulpverlening. Het is echter van belang dat er nog opvoedondersteuning is bij de moeder thuis. Nu VUHP moet stoppen, zal [de instelling] dat op zich nemen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig, zodat er zicht blijft op het contact tussen de moeder en de kinderen. Het moment waarop duidelijk moet zijn of co-ouderschap mogelijk is september 2024. Daarna kan gekeken worden of de situatie stabiel genoeg is om toe te werken naar het vrijwillig kader. Tijdens de zitting geeft de gecertificeerde instelling aan dat ook kan worden volstaan met een ondertoezichtstelling voor een kortere periode.

4.De standpunten

4.1.
Door de vader is het volgende naar voren gebracht. De kinderen verblijven sinds november 2023 bij de vader en de afgelopen periode is de vader intensief bezig geweest met de behandeling en de zorg voor de kinderen. De afgelopen periode hebben de kinderen daardoor een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Thuis en op school gaat het goed met de kinderen. Door de hulpverlening is er sinds november continu gekeken hoe de omgang met de moeder verder uitgebreid kan worden. De vader geeft aan dat hij weet wat de moeder aan kan en momenteel is het teveel voor de moeder. De vader blijft aanmoedigen dat de kinderen contact houden met hun moeder, maar hij wil niet dat de kinderen de dupe worden van het gedrag van de moeder. De vader wil dat de kinderen positieve herinneringen hebben aan de moeder. Het is nu duidelijk wat voor de moeder haalbaar is en het is belangrijk om deze rust te behouden zodat ze op lange termijn stabiel blijft en geen schadelijke uitspraken meer richting [minderjarige 2] doet. De vader geeft aan dat de ondertoezichtstelling nodig is voor de moeder. Het is van belang dat er duidelijke afspraken worden gemaakt en dat er ook duidelijke consequenties zijn voor de moeder als zij zich niet aan de afspraken houdt, zodat de kinderen niet verder beschadigd worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De kinderen hebben de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling doorgemaakt en de vader vervult zijn rol als ouder door goed aan te sluiten bij de opvoedbehoeften van de kinderen. De kinderrechter wil de vader complimenteren voor zijn constructieve houding tegenover de moeder en vindt het positief en in het belang van de kinderen dat zij in staat zijn om met elkaar te communiceren. Het is van belang dat in de komende periode met hulp van [de instelling] duidelijke afspraken worden gemaakt en vastgelegd over de omgang tussen de kinderen en de moeder. De moeder dient zich aan deze afspraken te houden. Bovendien is het van belang dat de moeder verdere hulp ontvangt in de thuissituatie en voor haar persoonlijke problematiek. Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van vier maanden en het verzoek voor het overige afwijzen. De kinderrechter acht deze termijn voldoende om met de hulpverlening goede afspraken te maken en toe te werken naar een afronding van de begeleiding in het kader van de ondertoezichtstelling.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van vier maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 23 september 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier, en op schrift gesteld op 28 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.