ECLI:NL:RBDHA:2024:9620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C/09/665118 / JE RK 24-743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij de moeder. De ondertoezichtstelling is sinds 22 juni 2018 van kracht en was laatstelijk verlengd tot 22 juni 2024. De gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming West, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, met de argumentatie dat er grote veranderingen op komst zijn voor de minderjarige, die na de zomervakantie bij de vader zal gaan wonen en voor het eerst weer naar school zal gaan.

Tijdens de zitting hebben zowel de moeder als de vader verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader gaf aan dat het goed gaat met de minderjarige en dat hij geen hulp meer nodig heeft. De moeder steunde deze stelling en benadrukte dat zij en de vader goed bezig zijn met de voorbereiding van de minderjarige op de nieuwe school. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de stukken, waaronder het verzoekschrift en het gezinsplan, bestudeerd.

Na beoordeling van de feiten en de argumenten van beide ouders, concludeerde de kinderrechter dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. De kinderrechter merkte op dat de ouders in staat zijn om zonder hulpverlening van de gecertificeerde instelling voor de minderjarige te zorgen. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/665118 / JE RK 24-743
Datum uitspraak: 31 mei 2024

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 23 april 2024 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. S. van Beers, te Zeist,

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het gezinsplan, ingekomen op 24 april 2024;
  • het F9-formulier van 27 mei 2024 van de moeder, met bijlage.
Op 31 mei 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] woont bij de moeder.
  • [minderjarige] staat vanaf 22 juni 2018 onder toezicht van Jeugdbescherming west.
  • De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 22 juni 2024.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder en de vader hebben verweer gevoerd dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

Beoordeling

Gebleken is dat [minderjarige] na de zomervakantie van 2024 bij de vader zal gaan wonen. Daar zal [minderjarige] ook voor het eerst in lange tijd weer naar school gaan. Volgens de gecertificeerde instelling moet de ondertoezichtstelling verlengd worden omdat deze grote veranderingen voor [minderjarige] zorgvuldig moeten worden opgepakt. De gecertificeerde instelling kan de ouders en [minderjarige] daarin begeleiden. Ook zou [minderjarige] het spannend vinden om de vader dingen te vertellen, waarbij de gecertificeerde instelling ook kan ondersteunen. De gecertificeerde instelling heeft op de zitting laten weten dat zij onlangs [minderjarige] hebben ondersteund toen hij met zijn vader in gesprek wilde en dat dat gesprek een positieve ervaring voor [minderjarige] is geweest.
De vader heeft op de zitting aangegeven er heel veel zin in te hebben dat [minderjarige] bij hem komt wonen. Volgens de vader is er geen hulp in het kader van een ondertoezichtstelling meer nodig. Het gaat goed met [minderjarige] , hij sport en hij ontwikkelt zich goed. Ook hebben de vader en moeder samen de nieuwe school voor [minderjarige] uitgezocht en zelf geregeld dat hij daarnaartoe kan. [minderjarige] kan bij de vader terecht als hij ergens mee zit, of anders ook bij oma vaderszijde. Ook komt [minderjarige] bij de vader in Breda te wonen; als er hulp moet worden ingezet, vindt de vader het fijner als dat uit de eigen regio komt.
Ook volgens de moeder is een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig. De ouders zijn goed bezig en het gaat goed met [minderjarige] . De ouders zijn [minderjarige] nu al aan het voorbereiden op het feit dat hij straks huiswerk moet maken. De moeder heeft ook geen zorgen dat [minderjarige] niet bij iemand terecht zou kunnen als hij ergens mee zit, omdat hij goed kan praten met de moeder, vader of oma vaderszijde.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Daarbij overweegt de rechtbank dat het nu goed gaat met [minderjarige] en dat de ouders hebben laten zien dat zij geen begeleiding van de gecertificeerde instelling meer nodig hebben. De kinderrechter acht het positief dat het de ouders samen is gelukt om een school voor [minderjarige] uit te zoeken. Ten aanzien van het contact tussen [minderjarige] en de moeder hebben de ouders op de zitting aangegeven dat hij om het weekend naar de moeder zal gaan, en dat de ouders in onderling overleg andere afspraken kunnen maken, ook ten aanzien van de vakanties. [minderjarige] zal na de zomervakantie naar speciaal onderwijs gaan. Als het daar niet goed gaat met [minderjarige] , heeft de school ook de plicht om aan de bel te trekken. Dan kan de jeugdbescherming in de regio van de vader of een andere instantie erbij worden betrokken. Op dit moment ziet de kinderrechter geen aanleiding om de gecertificeerde instelling ‘voor de zekerheid’ betrokken te laten zijn met betrekking tot [minderjarige] en het gezin, waar al jarenlang hulpverlening bij betrokken is. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de ouders het vanaf nu zonder hulpverlening vanuit een ondertoezichtstelling kunnen.
De kinderrechter zal daarom het verzoek van de gecertificeerde instelling afwijzen.
Beslissing
De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2024 door mr. C. Witteman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.P. Bas als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.