ECLI:NL:RBDHA:2024:9614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C/09/628373 / FA RK 22-2562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag over minderjarigen na verzoek van de vader

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende het gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader had op 13 april 2022 een verzoek ingediend om mede met het ouderlijk gezag over zijn kinderen te worden belast. De moeder voerde verweer, maar beide ouders gaven aan te willen meewerken aan een traject voor ouderschapsbemiddeling. De rechtbank heeft eerder, op 22 augustus 2023, al een beschikking gegeven waarin werd bepaald dat de minderjarigen onbegeleide omgang met de vader zouden hebben. De rechtbank heeft in deze beschikking overwogen dat er geen sprake is van de uitzonderingsgevallen genoemd in artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek, en dat de communicatie tussen de ouders niet voldoende reden vormt om het verzoek van de vader af te wijzen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat de vader met het gezamenlijk gezag wordt belast, zodat de gecertificeerde instelling in de beginfase regie kan houden over de gezagsbeslissingen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vader en moeder zullen voortaan gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uitoefenen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-2562
Zaaknummer: C/09/628373
Datum beschikking: 14 juni 2024

Gezag

Beschikking op het op 13 april 2022 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
met briefadres in [plaats] ,
advocaat: mr. R. Shahbazi te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. S. van Beers te Zeist.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

de gecertificeerde instelling,
gevestigd te Gouda.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 22 augustus 2023 is – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 6 oktober 2022 –:
- bepaald dat de minderjarigen [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] , en [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2] , onbegeleide omgang met de vader zullen hebben bij oma (vaderszijde) dan wel – indien de vader over eigen woonruimte beschikt – bij hem thuis:
  • om de week van vrijdag 14.30 uur tot zondag 16.30 uur;
  • de helft van de vakanties;
  • bepaald dat de advocaten van de ouders zich uiterlijk op de pro forma datum 1 juni 2024, dan wel eerder als het traject bij de Viersprong eerder beëindigd is, schriftelijk moeten uitlaten over de stand van zaken, het verloop van het traject bij de Viersprong, wat dat betekent voor het nog voorliggende verzoek en over de gewenste verdere voortgang van de procedure, waarna de rechtbank zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag pro forma aangehouden tot 1 juni 2024.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken.
Op 31 mei 2024 is de behandeling ter zitting voortgezet op de
gecombineerde behandelingvan zowel onderhavig verzoek als het verzoek ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling (C/09/665110 / JE RK 24-742) en de machtiging uithuisplaatsing (C/09/664704 / JE RK 24-685). Op deze laatste verzoeken is bij afzonderlijke beschikking beslist.
Op de zitting zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

Verzoek en verweer

Het nog voorliggende verzoek van de vader strekt ertoe de vader mede met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

Aanvullende feiten

  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft, voor zover hier relevant, bij beschikking van 31 mei 2024 (C/09/665110 / JE RK 24-742) de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd voor een periode van zes maanden, van 22 juni 2024 tot 22 december 2024, en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een nader te bepalen zitting.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 31 mei 2024 (C/09/664704 / JE RK 24-685) het verzoek van de gecertificeerde instelling tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afgewezen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij inmiddels echt graag met het gezamenlijk gezag wil worden belast. Hij wacht al heel lang en wil niet dat er nog meer wordt ‘afgeremd’ en hij weer een jaar moet wachten. De vader wil graag meewerken aan een traject ouderschapsbemiddeling om de communicatie met de moeder te verbeteren. De vader benadrukt dat hij steeds de stukken in procedures over zijn kinderen niet krijgt, simpelweg omdat hij geen gezag heeft. Juist omdat de gecertificeerde instelling het komende halfjaar in ieder geval nog betrokken zal zijn in het kader van de ondertoezichtstelling, stelt de vader dat het fijn zou zijn als de vader al het gezag krijgt zodat de ouders onder regie van de jeugdbeschermer samen gezagsbeslissingen kunnen nemen. Volgens de voormalige jeugdbeschermer zou de vader ook gezag moeten en kunnen krijgen.
De moeder heeft aangegeven (nog) wantrouwen te hebben naar de vader. Op dit moment zitten de kinderen nog in een loyaliteitsconflict. De moeder wil ook met de vader in gesprek om afspraken te maken over de kinderen, maar wil voor gezamenlijk gezag eerst het verloop van dat traject afwachten.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat gelijkwaardig ouderschap het uitgangspunt is van de wet(gever). Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van één van de uitzonderingsgevallen genoemd in artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek. Daartoe overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat de communicatie tussen de ouders (nog) niet goed verloopt, onvoldoende reden vormt om het verzoek van de vader af te wijzen dan wel nog langer aan te houden. Duidelijk is geworden dat beide ouders zich willen inzetten voor een traject ouderschapsbemiddeling en dat de jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling daar zo snel mogelijk – de komende zes maanden – op zal inzetten. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de vader op dit moment met het gezamenlijk gezag wordt belast, zodat de gecertificeerde instelling in de beginfase regie kan houden in het kader van door de ouders gezamenlijk te nemen gezagsbeslissingen. Nu er zal worden ingezet op een traject ouderschapsbemiddeling, ziet de rechtbank geen aanleiding om de vader het gezag nog niet toe te kennen. De rechtbank zal het verzoek van de vader dan ook toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat voortaan de vader, gezamenlijk met de moeder, het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2014 te ’s-Gravenhage;
  • [minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
en verklaart deze gezagsbeslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2024.