ECLI:NL:RBDHA:2024:9613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C/09/665602 / JE RK 24-831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van opvoedondersteuning en ontwikkeling

Op 30 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in een weekendpleeggezin. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, heeft dit verzoek ingediend omdat de kinderen niet leeftijdsadequaat ontwikkelen en de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, moeite heeft met de opvoeding door persoonlijke problematiek. Tijdens de zitting bleek dat de moeder ambivalent staat tegenover de plaatsing, wat de kinderrechter zorgwekkend vond. De moeder was niet verschenen, ondanks dat zij correct was opgeroepen, en de kinderrechter oordeelde dat het niet zinvol was de zaak aan te houden. De kinderrechter concludeerde dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was om de kinderen de zorg en opvoeding te bieden die zij nodig hebben. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en geldt van 30 mei 2024 tot 18 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/665602 / JE RK 24-831
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.R.D. Kommer te 's - Gravenhage,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] namens de gecertificeerde instelling;
- de advocaat van de moeder.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 2] is erkend door de ex-partner van de moeder, [naam 2] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 januari 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 18 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ter zitting bevestigt de gecertificeerde instelling na navraag dat het om een voorziening voor weekendpleegzorg gaat.
3.2.
De gecertificeerde instelling motiveert het verzoek als volgt. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ontwikkelen zich niet leeftijdsadequaat. Beide kinderen lopen achter in hun spraak- en taalontwikkeling. Bij de moeder speelt persoonlijke problematiek als gevolg waarvan zij in het hier en nu veel moeite heeft met de opvoeding van de kinderen. De moeder heeft aan de begeleiding aangegeven dat ze niet weet hoe ze haar kinderen moet begrenzen en welke regels belangrijk zijn. De gecertificeerde instelling maakt zich zorgen om de hechting van de kinderen en heeft hiervoor GGZ [locatie] ingeschakeld waarvoor het gezin op de wachtlijst staat. Sinds begin april 2024 is Sensazorg opvoedondersteuning. De moeder zal van deze instantie twee tot drie keer per week ondersteuning krijgen. De gecertificeerde instelling maakt zich zorgen over de draagkracht van de moeder. De moeder geeft aan dat ze het heel zwaar heeft in de opvoeding met [minderjarige 2] en dat zij ook niet goed weet hoe met het zelfbepalende gedrag van [minderjarige 1] om te gaan. Ook benoemt de moeder wellicht zelf ook een trauma te hebben. De gecertificeerde instelling heeft aan de moeder voorgesteld om na te denken over weekend pleegzorg of pleegzorg doordeweeks zodat de moeder kan opladen en aan zichzelf kan werken en de kinderen tegelijkertijd krijgen wat ze nodig hebben om niet verder te stagneren in hun ontwikkeling. De motivatie voor een weekendpleeggezin is dat er echt aandacht voor de kinderen zal zijn en dat er activiteiten met ze ondernomen worden, waardoor zij kunnen leren en groeien. De moeder kan alle vaardigheden blijven oefenen want de kinderen wonen grotendeels bij haar. Tijdens de zitting brengt de gecertificeerde instelling naar voren dat er steeds meer zorgen naar voren komen nu ook [minderjarige 2] op school zit. De afgelopen tijd komen de kinderen vaak niet naar school en worden zij ziekgemeld. Het betreft een vrijwillige plaatsing bij een pleeggezin, in samenwerking met de moeder die hiervoor toestemming geeft, zolang als nodig is. De gecertificeerde instelling geeft echter ook aan dat er de laatste tijd geen contact meer met de moeder is. Zij is uit contact getreden.

4.De standpunten

Door de advocaat wordt ter zitting naar voren gebracht dat zij de moeder geprobeerd heeft te bellen, maar geen contact met haar heeft kunnen krijgen. De moeder is naar het idee van de advocaat twijfelachtig over het weekendpleeggezin. Zij benadrukt de noodzaak van het horen van de moeder.

5.De beoordeling

5.1.
Om te beginnen stapt de kinderrechter heen over het belang van het horen van de moeder. De moeder is niet ter zitting verschenen, terwijl zij wel juist is opgeroepen. Bij de vorige zitting is de moeder evenmin verschenen. In beide gevallen is sprake van een keuze van de moeder om niet ter zitting te verschijnen. Gelet op de toelichting van de gecertificeerde instelling dat de moeder uit contact treedt en de mededeling van de advocaat dat zij niet in contact heeft kunnen komen met de moeder, acht de kinderrechter het niet zinvol de zaak aan te houden tot een later moment. Zij zal het verzoek dan ook inhoudelijk beoordelen.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.3.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de noodzaak voor het verlenen van een machtiging de kinderrechter duidelijk geworden. De kinderen ontwikkelen zich namelijk niet op een leeftijdsadequate manier en vertonen een achterstand in hun ontwikkeling. Hoewel de moeder veel opvoedondersteuning ontvangt, lukt het haar niet altijd om aan te sluiten bij de opvoedbehoeften van de kinderen. De moeder heeft zelf aangegeven dat de opvoeding haar zwaar valt, wat mede te wijten is aan haar persoonlijke problematiek. Het is daarom ook van belang dat hier blijvende aandacht aan wordt besteed. Deze omstandigheden betekenen dat het verblijf in een weekendpleeggezin inhoudelijk gezien in het belang van de kinderen is.
5.4.
Bij een weekendplaatsing in een pleeggezin moet zorgvuldig worden onderzocht of hiervoor een formele machtiging uithuisplaatsing nodig is of dat gewerkt kan worden op basis van onderlinge afspraken. Voor de beantwoording van de vraag of een machtiging tot uithuisplaatsing vereist is zijn de volgende omstandigheden relevant: het karakter van de uithuisplaatsing en de duur van de uithuisplaatsing, de overheveling van de zeggenschap van de dagelijks verzorging en opvoeding van de met het gezag belaste ouder naar de instelling/personen waar de minderjarige verblijft en bij wie het initiatief ligt van het verblijf buiten het gezin. [1]
5.5.
De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat zij de uithuisplaatsing aan de moeder hebben voorgesteld om de moeder in het weekend te ontlasten en ervoor te zorgen dat de kinderen bij beschikbare volwassenen kunnen zijn. Het idee kwam niet van de moeder zelf. Daar komt bij dat tijdens de zitting duidelijk is geworden dat de moeder ambivalent staat tegenover de plaatsing in een weekendpleeggezin. Soms geeft de moeder toestemming, maar op andere momenten is zij hier twijfelachtig over. Bovendien kan de moeder zich terugtrekken uit contact als de spanning voor haar te hoog oploopt, zoals ook blijkt uit haar afwezigheid tijdens de zitting. Onderlinge afspraken op basis waarvan verblijf in het weekendpleeggezin geregeld moet worden, zijn dan natuurlijk niet werkbaar. Het risico is daarmee nogal groot dat het belang van de kinderen ondergesneeuwd raakt door deze ambivalentie. De kinderrechter ziet daarom geen heil in vrijwilligheid en is van oordeel dat in deze situatie met deze specifieke omstandigheden een machtiging uithuisplaatsing nodig is om de weekendplaatsing mogelijk te maken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor weekendpleegzorg met ingang van 30 mei 2024 tot 18 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier, en op schrift gesteld op 12 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.