ECLI:NL:RBDHA:2024:9583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.4207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking asielberoep na inwilliging aanvraag

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het verzoek van eiser om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Eiser heeft op 28 juli 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Bij besluit van 31 januari 2024 heeft verweerder deze asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 27 februari 2024 is behandeld. Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder de gelegenheid te geven aanvullend onderzoek te verrichten. Na een aanvullend gehoor heeft verweerder op 14 mei 2024 het bestreden besluit vervangen door een inwilliging. Eiser heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft aangeboden om €1.750,- aan proceskosten te vergoeden, maar de gemachtigde van eiser heeft om een hoger bedrag verzocht vanwege extra werkzaamheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich niet verzet tegen de toewijzing van de proceskostenvergoeding van €1.750,-, berekend conform het Besluit proceskosten bestuursrecht 2024. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een hogere vergoeding, omdat niet is gebleken van extra vergoedbare proceshandelingen na de zitting van 27 februari 2024. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling van eiser toegewezen tot het aangeboden bedrag van €1.750,-, dat aan de gemachtigde van eiser moet worden betaald, aangezien aan eiser een toevoeging is verleend.

De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4207

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.D.C. van der Weijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het verzoek van eiser om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
1.1
Eiser heeft op 28 juli 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
1.2
Bij besluit van 31 januari 2024 (bestreden besluit) heeft verweerder deze asielaanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit (NL24.4207) beroep ingesteld.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, T. Koc als tolk en de gemachtigde van verweerder.
1.5
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst en voor onbepaalde tijd aangehouden, zodat verweerder aanvullend onderzoek kon verrichten.
1.6
Na het houden van een aanvullend gehoor heeft verweerder bij besluit van 14 mei 2024 het bestreden besluit vervangen door een inwilliging.
1.7
Naar aanleiding van het inwilligende besluit van 14 mei 2024 heeft eiser - op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - het beroep ingetrokken en de rechtbank tegelijk verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
1.8
Bij brief van 31 mei 2024 heeft verweerder meegedeeld bereid te zijn om eiser een bedrag van €1.750,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, met een waarde van €875,- per punt, wegingsfactor 1) aan proceskosten te vergoeden. Dit bedrag is vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2024 (Bpb).
1.9
De gemachtigde van eiser heeft in reactie op dit aanbod van verweerder de rechtbank verzocht om een hoger bedrag aan proceskosten toe te kennen, vanwege de extra werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd rondom het aanvullende gehoor.
1.1
Omdat partijen, nadat zij waren gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, beiden hebben verklaard dat zij geen gebruik willen maken van dit recht, heeft de rechtbank op grond van artikel 8:57 van de Awb bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft onderzoek vervolgens gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Vaststaat dat verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van een proceskostenvergoeding van in totaal €1.750,-. (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, met een waarde van €875,- per punt, wegingsfactor 1). Dit bedrag is berekend conform het toepasselijke Bpb 2024.
4. Nu niet is gebleken van vergoedbare proceshandelingen als bedoeld in bijlage A van het Bpb 2024 na de zitting van 27 februari 2024 ziet de rechtbank geen aanleiding tot een hogere vergoeding dan door verweerder aangeboden.
5. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek om een proceskostenveroordeling van eiser toe tot een bedrag van €1.750,-. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, dient verweerder dit bedrag aan de gemachtigde van eiser te betalen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. De datum van bekendmaking ziet u hierboven.