ECLI:NL:RBDHA:2024:9569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.11889
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Marokkaanse vrouw wegens vrees voor strafrechtelijke vervolging en maatschappelijke afkeuring na bekering tot het christendom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, heeft in het verleden asiel aangevraagd op basis van haar bekering tot het christendom en de vrees voor vervolging door haar familie en de Marokkaanse samenleving. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag op 12 maart 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, wat eiseres heeft doen besluiten om hiertegen in beroep te gaan.

De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Marokko een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank stelt vast dat Marokko als veilig land wordt beschouwd en dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vrees voor strafrechtelijke vervolging of maatschappelijke afkeuring.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de relevante artikelen van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht correct heeft toegepast en dat er geen bewijs is dat eiseres daadwerkelijk vervolgd zal worden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat eiseres geen vrees heeft voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11889

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer 1], eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen:
[kind 1],v-nummer: [nummer 2]
[kind 2], v-nummer: [nummer 3]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 12 maart 2024 waarbij de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag van eiseres van 25 juni 2021 heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening, [1] op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en de afwijzing van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
3. Eiseres heeft op 11 februari 2015 een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij bekeerd is tot het christendom en hierdoor vreest voor problemen met haar familie. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 22 oktober 2015 afgewezen. Hoewel de staatssecretaris in dat besluit de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en bekering geloofwaardig heeft geacht, heeft hij de door eiseres gestelde problemen - dat zij door haar familie als afvallige wordt beschouwd en daarom onder toezicht is gesteld en meerdere keren met de dood is bedreigd - niet geloofwaardig geacht. Dit besluit staat met de uitspraak van 27 november 2015 [2] in rechte vast.
Huidige aanvraag
4. Eiseres heeft aan haar huidige asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres vreest voor strafrechtelijke vervolging bij terugkeer naar Marokko. Ook vreest zij voor eerwraak van haar familie en voor de afkeuring van de Marokkaanse samenleving. Zij is namelijk afvallige van de islam en is bekeerd tot het christendom. Ook heeft eiseres buitenechtelijke kinderen, die christen zijn en een christelijke vader hebben. Daarom wordt eiseres gezien als iemand die overspel begaat. Daarbij hebben haar kinderen geen nationaliteit en zijn zij stateloos.
4.1.
De staatssecretaris heeft op 16 maart 2023 een besluit op deze aanvraag genomen, waartegen eiseres beroep heeft ingesteld. Dit besluit is na de behandeling van het beroep op zitting ingetrokken. De staatssecretaris heeft op 12 maart 2024 een nieuw besluit genomen. Dit nieuwe besluit ligt nu voor omdat dit beroep daartegen is gericht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
De kinderen van eiseres hebben geen nationaliteit
Eiseres en haar kinderen zijn christen
Eiseres heeft buitenechtelijke kinderen en daaruit voortvloeiende problemen
5.1.
De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres nog steeds geloofwaardig. De staatssecretaris hecht geen geloof aan de verklaring van eiseres dat haar kinderen geen nationaliteit hebben. Eiseres heeft dit namelijk niet met documenten onderbouwd en uit Marokkaanse nationaliteitswetgeving blijkt dat de Marokkaanse nationaliteit van rechtswege wordt verkregen door afstamming van één Marokkaanse ouder. Gelet hierop valt niet in te zien dat de kinderen van eiseres geen (Marokkaanse) nationaliteit zouden hebben. Wel acht de staatssecretaris geloofwaardig dat eiseres christen is en dat eiseres buitenechtelijke kinderen heeft, die christen zijn. Dat eiseres bij terugkeer vreest voor eerwraak vanuit haar familie, ziet op een toekomstige vrees en kan om die reden niet op geloofwaardigheid worden beoordeeld. Dit is daarom getoetst aan de zwaarwegendheid. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer vanuit haar familie en/of de Marokkaanse maatschappij een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege haar situatie. Indien eiseres problemen ervaart vanuit haar familie en/of de Marokkaanse maatschappij kan zij bescherming inroepen van de Marokkaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit in het geval van eiseres niet mogelijk is. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat eiseres in Marokko door de autoriteiten zal worden vervolgd vanwege haar afvalligheid of bekering tot het christendom. Marokko wordt immers in beginsel aangemerkt als veilig land. Uit de beschikbare landeninformatie blijkt dat het voor christenen in Marokko is toegestaan hun geloof te belijden en dat een vrijwillige bekering niet strafbaar is. [3] Ook zal eiseres niet te maken krijgen met strafvervolging omdat zij buitenechtelijke kinderen heeft. Uit de toepasselijke bepalingen uit het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht blijkt namelijk dat men voor het hebben van een seksuele relatie buiten een huwelijk alleen vervolgd en veroordeeld kan worden wanneer is voldaan aan het bepaalde in artikel 493 van dat wetboek. Daarvan is in dit geval geen sprake. Daarnaast merkt de staatssecretaris op dat de enkele mogelijkheid tot vervolging onvoldoende is om een schending van artikel 3 van het EVRM aan te nemen. De Marokkaanse wet biedt verder voldoende handvatten om een eerlijk proces te kunnen garanderen. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
Heeft de staatssecretaris ten onrechte overwogen dat eiseres geen vrees heeft voor behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM bij terugkeer?
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. Bij eiseres is er sprake van een optelsom aan omstandigheden. Eiseres is namelijk naast het zijn van christen, ook afvallige en heeft een buitenechtelijke seksuele relatie gehad waaruit twee kinderen zijn geboren. Dit heeft de staatssecretaris onvoldoende in samenhang beoordeeld. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij niet heeft te vrezen voor strafrechtelijke vervolging en veroordeling op grond van artikel 490 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht omdat in haar geval niet aan de daarbij van toepassing zijnde bewijsrechtelijke norm zou worden voldaan. De staatssecretaris miskent daarbij dat het enkele gegeven dat eiseres twee kinderen heeft gebaard, terwijl zij in de ogen van de maatschappij niet gehuwd is, het absolute bewijs is dat zij een seksuele relatie heeft gehad buiten een huwelijk. Het risico op strafvervolging voor het hebben van een seksuele relatie is in het geval van eiseres daarnaast groter omdat zij afvallige is van de islam. Wegens haar situatie loopt eiseres een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer. Eiseres vreest ook voor een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM vanuit haar familie en de Marokkaanse samenleving. Haar vrees voor de afwijzing van de maatschappij heeft, volgens eiseres, direct van doen met de strafrechtelijke consequenties, aangezien er een grote kans is dat aangifte wordt gedaan door haar familieleden wegens haar afvalligheid. Eiseres betoogt daarbij dat het gegeven dat zij afvallige is van de islam te weinig is meegenomen in de beoordeling voor de vrees voor behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Terwijl haar afvalligheid juist één van de belangrijkste onderdelen van haar asielrelaas vormt.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat Marokko wordt beschouwd als veilig land van herkomst. [4] Dat betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dat in haar individuele geval niet geldt. [5] Daarin is eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris namelijk niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij heeft te vrezen voor een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Ten aanzien van de gestelde vrees voor strafrechtelijke vervolging betrekt de staatssecretaris terecht de artikelen 490 en 493 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht en de omstandigheid dat daaraan niet is voldaan. Zij hoeft, gelet op voornoemde artikelen, geen vrees te hebben voor strafrechtelijke vervolging. Uit artikel 490 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht blijkt dat personen vervolgd kunnen worden wanneer er sprake is van seksuele relaties buiten een huwelijk. Zoals de staatssecretaris terecht opmerkt kan vervolging en veroordeling alleen plaatsvinden wanneer er sprake is van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 493 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht. Eiseres betwist niet dat die bewijsmiddelen er niet zijn. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat er in de praktijk een andere norm of andere bewijsmiddelen wordt gehanteerd en zij daarom toch te vrezen heeft voor strafrechtelijk vervolging. Enkel het gegeven dat zij twee kinderen heeft, is daartoe onvoldoende. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijk gegeven in de praktijk als bewijs wordt gehanteerd. Deze kinderen heeft zij bovendien gekregen binnen haar huwelijk. Niet is gebleken is dat haar huwelijk met haar christelijke man niet wordt erkend in Marokko. De stellingen van eiseres dat het een en ander niet wordt geaccepteerd door de Marokkaanse bevolking en haar familieleden, maakt niet dat er sprake is van een verhoogd risico op strafrechtelijke vervolging. De staatssecretaris is voldoende op de omstandigheden van eiseres ingegaan en heeft deze ook voldoende in onderlinge samenhang bezien. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat als eiseres strafrechtelijk vervolgd zal worden bij terugkeer, dit niet leidt tot een schending van artikel 3 van het EVRM. Eiseres kan zich namelijk tegen de aanklacht verdedigen. Zo is gebleken dat de Marokkaanse grondwet voldoende handvatten biedt om een eerlijk proces te kunnen garanderen. Eiseres heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat dit niet het geval is.
6.2.
Ten aanzien van de vrees voor haar familie en/of de Marokkaanse maatschappij oordeelt de rechtbank als volgt. Er is niet gebleken of onderbouwd dat er vanuit de Marokkaanse bevolking structurele of dusdanig onbegrip bestaat over de situatie van eiseres waardoor haar leven in ernstige mate zou worden beperkt, waardoor eiseres een gerechtvaardigde vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin zou hebben. De staatssecretaris betrekt bij zijn standpunt daarover terecht landinformatie waaruit blijkt dat het voor christenen in Marokko is toegestaan hun geloof te belijden en dat een vrijwillige bekering niet strafbaar is. [6] Daarnaast is er in Marokko de afgelopen jaren een kentering zichtbaar. Er is namelijk steeds meer ruimte voor de positie van religieuze minderheden. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat dit voor haar anders is. De staatssecretaris heeft terecht gewezen op het gegeven dat de problemen met haar familie in de vorige procedure niet geloofwaardig zijn geacht en dat in rechte vaststaat. [7] De staatssecretaris stelt zich ook terecht op het standpunt dat niet is gebleken van andere concrete problemen door haar bekering. Daarbij is van belang dat eiseres sinds haar vertrek uit Marokko elf jaar geleden geen contact meer heeft met haar familie. Verder heeft eiseres geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd, waardoor anders geoordeeld kan worden over de problemen met haar familie. De rechtbank volgt het betoog van eiseres dan ook niet, dat door de afkeuring van haar familie en de Marokkaanse samenleving, zij meer risico loopt op strafvervolging en/of een zodanig risico loopt op behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris alle door eiseres naar voren gebrachte omstandigheden – dat zij afvallige is van de islam, bekeerd is tot het christendom, een relatie heeft met een christelijke man en dat daaruit (buitenechtelijke) kinderen zijn geboren – in onderling verband en samenhang heeft betrokken en gewogen.

Conclusie en gevolgen

7. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en de afwijzing van haar aanvraag in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL24.11890.
2.Rb. Den Haag (zp. Groningen) 27 november 2015, zaaknummer: NL15.95 (niet gepubliceerd).
3.United States Department of State, 2022 Report on International Religious Freedom: Morocco.
4.Herbeoordeling veilig landen van herkomst van 8 juni 2023.
5.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474.
6.Report on International Religious Freedom: Morocco, 2022.
7.Rb. Den Haag (zp. Groningen) 27 november 2015, zaaknummer: NL15.95 (niet gepubliceerd).