ECLI:NL:RBDHA:2024:9561

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
C/661548 KG ZA 24-125 & C/09/661639 KG ZA 24-129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding van maaltijden voor opvanglocaties en geschiktheidseisen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aanbestedingsprocedure voor de levering en distributie van maaltijden aan opvanglocaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), zijn twee kort gedingen aanhangig gemaakt door V’BUSINESS B.V. en UMAMI CATERING N.V. Beide eisers betwisten de gunningsbeslissing van het COA, waarbij de opdracht voorlopig is gegund aan [bedrijfsnaam] B.V. De eisers stellen dat de geschiktheidseisen in de aanbestedingsdocumenten niet duidelijk zijn geformuleerd, waardoor zij niet in staat zijn om hun inschrijvingen correct te interpreteren. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eisen voor meerdere uitleg vatbaar zijn en dat dit gebrek in de aanbestedingsprocedure alleen kan worden hersteld door middel van een heraanbesteding. De rechter verbiedt het COA om de opdracht definitief te gunnen op basis van de huidige gunningsbeslissing en gebiedt hen om over te gaan tot heraanbesteding. Daarnaast worden de proceskosten van de eisers toegewezen aan het COA en [bedrijfsnaam].

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummers: C/09/661548 / KG ZA 24-125 en C/09/661639 / KG ZA 24-129
Vonnis in kort geding van 18 april 2024
in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661548 / KG ZA 24-125 van
V’BUSINESS B.V.te Schijndel,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
advocaten mrs. T. Segers en A. van Pelt te ’s-Hertogenbosch,
tegen:
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERSte Den Haag,
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident,
advocaten mrs. D. Wolters Rückert en T.M.O. Bottinga te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
[bedrijfsnaam] B.V.te IJsselstein,
advocaten mrs. D.R. Versteeg en E. Touwen te Amsterdam,
en
UMAMI CATERING N.V.te Genk (België),
advocaat mr. M.C.G. Nijssen te Heerlen,
en in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661639 / KG ZA 24-129 van
UMAMI CATERING N.V.te Genk (België),
eiseres,
advocaat mr. M.C.G. Nijssen te Heerlen,
tegen:
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERSte Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. D. Wolters Rückert en T.M.O. Bottinga te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
[bedrijfsnaam] B.V.te IJsselstein,
advocaten mrs. D.R. Versteeg en E. Touwen te Amsterdam,
en
V’BUSINESS B.V.te Schijndel,
advocaten mrs. T. Segers en A. van Pelt te ’s-Hertogenbosch.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Vitam’, ‘COA’, ‘ [bedrijfsnaam] ’ en ‘Umami’.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van de procedure in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661548 / KG ZA 24-125 blijkt uit:
- de deels gelakte dagvaarding van 3 april 2024 tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met (na intrekking ter zitting van een aantal producties) producties 1, 2, 4, 5, 7, 8, 11 en 17 tot en met 20;
- de deels gelakte conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
- de akte van Vitam houdende een wijziging van eis;
- de incidentele conclusie van [bedrijfsnaam] tot primair tussenkomst en subsidiair voeging en haar ter zitting niet langer gehandhaafde incidentele verzoek tot afgifte dagvaarding en producties, met producties A tot en met C;
- de incidentele conclusie van Umami tot primair tussenkomst en subsidiair voeging;
- de e-mail van mr. Versteeg van 27 maart 2024, met productie D;
- de op 28 maart 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Vitam, [bedrijfsnaam] en Umami pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Het verloop van de procedure in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661639 / KG ZA 24-129 blijkt uit
- de deels gelakte dagvaarding van 20 februari 2024, met (na intrekking ter zitting van productie 17) producties 1 tot en met 16 en 18 tot en met 21;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
- de incidentele conclusie van [bedrijfsnaam] tot primair tussenkomst en subsidiair voeging en haar ter zitting niet langer gehandhaafde incidentele verzoek tot afgifte dagvaarding en producties, met producties A en B;
- de incidentele conclusie van Vitam tot primair tussenkomst en subsidiair voeging;
- de e-mail van mr. Versteeg van 27 maart 2024, met productie C;
- de op 28 maart 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Umami, [bedrijfsnaam] en Vitam pleitnotities zijn overgelegd.
1.3.
Tijdens de zitting is vonnis in beide procedures bepaald op vandaag en is afgesproken dat in beide zaken één vonnis wordt gewezen.

2.De incidenten tot tussenkomst/voeging

in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661548 / KG ZA 24-125
2.1.
[bedrijfsnaam] en Umami hebben primair gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Vitam en het COA. Subsidiair heeft [bedrijfsnaam] gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van het COA. Umami heeft subsidiair gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Vitam. Ter zitting hebben Vitam en het COA verklaard geen bezwaar te hebben tegen de primair gevorderde tussenkomst. [bedrijfsnaam] en Umami zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Voorts is niet gebleken dat hun tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.
in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661639 / KG ZA 24-129
2.2.
[bedrijfsnaam] en Vitam hebben primair gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Umami en het COA. Subsidiair heeft [bedrijfsnaam] gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van het COA. Vitam heeft subsidiair gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Umami. Ter zitting hebben Umami en het COA verklaard geen bezwaar te hebben tegen de primair gevorderde tussenkomst. [bedrijfsnaam] en Vitam zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Voorts is niet gebleken dat hun tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in de beide zaken van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het COA is een zelfstandig bestuursorgaan dat opereert onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het COA organiseert de eerste opvang van asielzoekers in Nederland in diverse opvanglocaties.
3.2.
Het COA heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de contractering van leveringen en diensten ten behoeve van haar opvanglocaties waar bewoners niet zelfstandig een warme maaltijd kunnen bereiden (hierna: ‘de Opdracht’). De Opdracht is onderverdeeld in twee percelen: Perceel Noord en Perceel Zuid. Inschrijvers kunnen inschrijven op één of beide Percelen. De Opdracht wordt per Perceel gegund aan de inschrijver met de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding.
3.3.
In paragraaf 1.5.3 van het ten behoeve van deze aanbesteding opgestelde Beschrijvend Document valt te lezen dat de volgende werkzaamheden deel uit maken van de Opdracht:
3.4.
In paragraaf 1.5.2 van het Beschrijvend Document dat gaat over de “Scope van de Opdracht” valt te lezen dat het COA op
‘alle Dagen’behoefte heeft aan contractering ten behoeve van de bewoners op haar locaties. Het begrip
‘Dag(en)’is in het Beschrijvend Document gedefinieerd als
‘Alle kalenderdagen van een jaar, inclusief weekenden en feestdagen’.
3.5.
In paragraaf 3.4 van het Beschrijvend Document zijn de Geschiktheidseisen beschreven. Deze hebben onder meer betrekking op de technische- en beroepsbekwaamheid van de inschrijver. In dat verband geldt
‘Geschiktheidseis 3: referenties’, die in paragraaf 3.4.3 van het Beschrijvend Document als volgt is uitgewerkt:
3.6.
In paragraaf 4.3 van het Beschrijvend Document is het gunningscriterium nader uitgewerkt. In onderstaande tabel zijn per perceel de subgunningscriteria, inclusief het maximaal te behalen aantal punten per subgunningscriterium, weergegeven:
3.7.
Blijkens paragraaf 4.6 van het Beschrijvend Document worden de punten toegekend aan de hand van onderstaande tabel:
3.8.
Als Bijlage B bij het Beschrijvend Document is het Programma van Eisen gevoegd. Het begrip
‘Dag(en)’is in het Programma van Eisen gedefinieerd als
‘Alle kalenderdagen van een jaar, inclusief weekenden en feestdagen’.Voor de beoordeling van het onderhavige geschil zijn de volgend eisen van belang:
3.9.
Vitam, Umami en [bedrijfsnaam] hebben tijdig een inschrijving op beide Percelen ingediend. Bij voorlopige gunningsbeslissing van 11 juli 2023 heeft het COA de beide Percelen voorlopig gegund aan Umami. De inschrijving van [bedrijfsnaam] is destijds niet inhoudelijk beoordeeld, omdat [bedrijfsnaam] volgens het COA niet voldeed aan één van de geschiktheidseisen. Ook een inschrijving van een vierde inschrijver op (uitsluitend) Perceel Zuid is in deze gunningsbeslissing als ongeldig terzijde gelegd. Het COA heeft op 27 juli 2023 naar aanleiding van bezwaren van [bedrijfsnaam] tegen haar uitsluiting de voorlopige gunningsbeslissing van 11 juli 2023 ingetrokken. Bij voorlopige gunningsbeslissing van 24 augustus 2023 heeft het COA de beide Percelen opnieuw voorlopig gegund aan Umami. De inschrijvingen van [bedrijfsnaam] en Vitam zijn in deze gunningsbeslissing in de onderlinge rangorde op respectievelijk de tweede en derde plaats geëindigd. Op 16 oktober 2023 heeft het COA de tweede voorlopige gunningsbeslissing naar aanleiding van bezwaren van [bedrijfsnaam] ingetrokken. Daarbij heeft het COA toegelicht dat de beoordeling niet conform het in het Beschrijvend Document beschreven beoordelingskader heeft plaatsgevonden en dat om die reden een herbeoordeling dient plaats te vinden. Na herbeoordeling van de inschrijvingen heeft het COA de beide percelen op 31 januari 2024 voorlopig gegund aan [bedrijfsnaam] . De inschrijvingen van Vitam en Umami zijn in deze gunningsbeslissing in de onderlinge rangorde op respectievelijk de tweede en derde plaats geëindigd.

4.Het geschil

in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661548 / KG ZA 24-125
4.1.
Vitam vordert in de hoofdzaak – zakelijk weergegeven – na wijziging van eis
primair:
I. het COA te verbieden de Opdracht te gunnen aan [bedrijfsnaam] ;
II. het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken en alle inschrijvers daarvan schriftelijk te berichten;
III. het COA – voor zover zij nog tot gunning wenst over te gaan – te gebieden een nieuwe gunningsbeslissing te nemen en daarbij de Opdracht te gunnen aan Vitam;
subsidiair:
I. het COA te verbieden de Opdracht te gunnen aan [bedrijfsnaam] ;
II. het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken en alle inschrijvers daarvan schriftelijk te berichten;
III. het COA te gebieden tot heraanbesteding van de Opdracht over te gaan;
meer subsidiair:
I. het COA te verbieden de Opdracht te gunnen aan [bedrijfsnaam] ;
II. het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken en alle inschrijvers daarvan schriftelijk te berichten;
III. het COA te gebieden de inschrijvingen opnieuw overeenkomstig het Beschrijvend Document te laten beoordelen door een nieuw te vormen beoordelingsteam;
IV. het COA – voor zover zij nog tot gunning wenst over te gaan – te gebieden een nieuwe gunningsbeslissing te nemen met nieuwe opschortende en vervaltermijnen;
uiterst subsidiair:
I. het COA te verbieden de Opdracht te gunnen aan [bedrijfsnaam] ;
II. het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken en alle inschrijvers daarvan schriftelijk te berichten;
III. het COA te gebieden een nieuwe gunningsbeslissing te nemen, voorzien van een deugdelijke motivering, met nieuwe opschortende en vervaltermijnen;
zowel primair, subsidiair, meer subsidiair als uiterst subsidiair op straffe van een dwangsom en met veroordeling van het COA in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
In het incident ex artikel 843a Rv vordert Vitam
primair:
I. te gelasten dat het COA aan Vitam verstrekt, althans inzage biedt in:
a) de referentieopdrachten die [bedrijfsnaam] bij haar inschrijvingen heeft ingediend om aan te tonen dat zij aan Geschiktheidseis 3 voldoet;
b) stukken en bescheiden die zien op dan wel verband houden met de aanvankelijke beoordeling door het COA van de referentieopdrachten van [bedrijfsnaam] ;
c) stukken en bescheiden die zien op dan wel verband houden met het bezwaar dat [bedrijfsnaam] naar aanleiding van de eerste voorlopige gunningsbeslissing van 11 juli 2023 bij het COA heeft gemaakt;
d) stukken en bescheiden die zien op dan wel verband houden met de beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering van het COA om de inschrijving van [bedrijfsnaam] in het kader van de tweede voorlopige gunningsbeslissing toch inhoudelijk te beoordelen;
subsidiair:
II. gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid om het COA te bevelen de onder I genoemde bescheiden, voor zover deze zich naar hun aard niet lenen voor afgifte aan c.q. inzage door Vitam, aan de voorzieningenrechter te verstrekken, teneinde de voorzieningenrechter in staat te stellen om aan de hand van voormelde bescheiden vast te stellen of de door [bedrijfsnaam] ingediende inschrijving voldoet aan de Geschiktheidseisen, meer in het bijzonder Geschiktheidseis 3, en in het verlengde daarvan zich een oordeel te vormen over de vorderingen van Vitam in de hoofdzaak;
meer subsidiair:
III. in goede justitie maatregelen te treffen;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.3.
Daartoe voert Vitam – samengevat – het volgende aan. In de eerste plaats stelt Vitam dat zij vermoedens en concrete aanwijzingen heeft dat de inschrijving van [bedrijfsnaam] niet voldoet aan de Geschiktheidseisen, meer in het bijzonder Geschiktheidseis 3. Hierdoor zou [bedrijfsnaam] moeten worden uitgesloten, waardoor Vitam op de eerste plaats eindigt en de Opdracht voorlopig aan haar gegund moet worden. Vitam stelt dat zij de bij wege van incidentele vordering ex artikel 843a Rv gevorderde bescheiden nodig heeft om haar vermoedens en aanwijzingen te kunnen verifiëren en in het verlengde daarvan doelmatig in rechte te kunnen opkomen tegen de gunningsbeslissing van 31 januari 2024. Het COA weigert de gevraagde bescheiden te verstrekken. Daarnaast stelt Vitam dat het COA het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel heeft geschonden. In dat verband wijst Vitam erop dat het COA zonder toelichting of motivering [bedrijfsnaam] op enig moment weer tot de aanbesteding heeft toegelaten en de Opdracht voorlopig aan [bedrijfsnaam] heeft gegund. Daar komt volgens Vitam bij dat er sterke aanwijzingen zijn dat het COA de beoordelingscriteria en/of het beoordelingsproces in het kader van de uitgevoerde herbeoordeling van de inschrijvingen heeft gewijzigd, waardoor de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 drastisch verschilt van de twee eerdere ingetrokken gunningsbeslissingen. Deze omstandigheden maken volgens Vitam dat ernstige procedurele gebreken aan de aanbestedingsprocedure kleven. Ook is Vitam van mening dat het COA haar inschrijving niet conform het in de aanbestedingsstukken geformuleerde toetsingskader heeft beoordeeld. Tenslotte stelt Vitam dat het COA de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 onvoldoende heeft gemotiveerd. Hierdoor is het volgens Vitam voor haar niet mogelijk om deze gunningsbeslissing te verifiëren en daartegen doeltreffend in rechte op te komen.
4.4.
Het COA, Umami en [bedrijfsnaam] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.5.
Umami vordert na tussenkomst – zakelijk weergegeven – primair het COA te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken. Subsidiair vordert Umami de vorderingen van Vitam af te wijzen, zowel primair als subsidiair met veroordeling van Vitam in de proces- en nakosten.
4.6.
Umami stelt daartoe – kort gezegd – dat het COA een raamovereenkomst in de markt heeft gezet met een langere looptijd dan wettelijk is toegestaan en zonder te motiveren waarom die langere looptijd acceptabel is. Hierdoor kleeft aan de aanbestedingsprocedure een fundamenteel gebrek dat zich niet leent voor herstel. Met haar vordering wenst Umami te voorkomen dat het COA een niet-rechtsgeldige overeenkomst sluit met [bedrijfsnaam] .
4.7.
[bedrijfsnaam] vordert na tussenkomst – zakelijk weergegeven – primair de vorderingen van Vitam af te wijzen en het COA gebieden de voorlopige gunningsbeslissing van 31 januari 2024 te handhaven. Subsidiair vordert [bedrijfsnaam] de vorderingen van Vitam af te wijzen, zowel primair als subsidiair met veroordeling van Vitam in de proces- en nakosten.
4.8.
Verkort weergegeven stelt [bedrijfsnaam] daartoe dat zij er belang bij heeft dat de Opdracht definitief aan haar gegund wordt en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van Vitam, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.9.
Voor zover nodig zullen de standpunten van Vitam en het COA met betrekking tot de vorderingen van Umami en [bedrijfsnaam] hierna worden besproken.
in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661639 / KG ZA 24-129
4.10.
Umami vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. het COA te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden;
II. het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken althans het COA te verbieden daaraan uitvoering te geven;
subsidiair:
I. het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken, zulks onder de verplichting een nieuwe gunningsbeslissing te nemen op basis van de bekende uitkomst van de beoordeling van het beoordelingsteam dat als eerste de inschrijvingen van de twee geschikt bevonden inschrijvers heeft beoordeeld;
meer subsidiair:
I. het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken;
II. het COA – voor zover zij nog tot gunning wenst over te gaan – te gebieden over te gaan tot heraanbesteding;
uiterst subsidiair:
I. het COA te gebieden de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 in te trekken;
II. het COA te gebieden over te gaan tot een herbeoordeling van de inschrijvingen door een nieuw beoordelingsteam, waarbij de inschrijving van [bedrijfsnaam] niet wordt toegelaten en de nieuwe gunningsbeslissing wordt voorzien van een deugdelijke motivering;
zowel primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van het COA in de proces- en nakosten.
4.11.
Daartoe voert Umami – samengevat – het volgende aan. Primair stelt Umami dat sprake is van een fundamenteel gebrek dat zich niet leent voor herstel. In de aanbestedingsstukken gebruikt volgens Umami het COA de begrippen leveringsovereenkomst en raamovereenkomst door elkaar. Volgens Umami is, gelet op de inhoud van de aanbestedingsstukken, de inhoud van de opdracht en de werkwijze onder de huidige raamovereenkomst volstrekt duidelijk dat het hier gaat om de aanbesteding van een raamovereenkomst. Een raamovereenkomst mag voor maximaal vier jaar worden aangegaan. Het COA handelt in strijd met artikel 2.140 derde lid Aw 2012 door een raamovereenkomst in de markt te zetten met een looptijd van in totaal zes jaar. Subsidiair stelt Umami dat de inschrijving van [bedrijfsnaam] terzijde moet worden gelegd, omdat door [bedrijfsnaam] niet wordt voldaan aan Geschiktheidseis 3. Na ongeldigverklaring van de inschrijving van [bedrijfsnaam] kan volgens Umami worden teruggevallen op de uitkomst van de beoordeling die ten grondslag lag aan de ingetrokken gunningsbeslissing van 11 juli 2023. Meer subsidiair stelt Umami dat een heraanbesteding moet volgen omdat het COA [bedrijfsnaam] voor wat betreft de geldigheid van haar referenties kennelijk het voordeel van de twijfel heeft gegeven en haar inschrijving toch inhoudelijk heeft beoordeeld. Daarmee heeft het COA in strijd gehandeld met alle aanbestedingsrechtelijke beginselen en is zij afgeweken van het in de aanbestedingsstukken beschreven beoordelingskader. Uiterst subsidiair stelt Umami een herbeoordeling moet volgen omdat het COA haar inschrijving en die van Vitam niet conform het beoordelingskader heeft beoordeeld. Daarbij dient de te nemen gunningsbeslissing van een deugdelijke motivering te worden voorzien. Deze ontbreekt volgens Umami in de huidige gunningsbeslissing, nu onduidelijk is wat de kenmerken en relatieve voordelen zijn van de inschrijving van [bedrijfsnaam] in relatie tot de eigen inschrijving van Umami.
4.12.
Vitam vordert na tussenkomst de vorderingen van Umami af te wijzen, met veroordeling van Umami in de proces- en nakosten.
4.13.
Vitam stelt daartoe – kort gezegd – dat de Opdracht wel degelijk op basis van de huidige aanbestedingsprocedure kan worden gegund. Vitam is van mening dat de Opdracht na ongeldigverklaring van de inschrijving van [bedrijfsnaam] aan haar moet worden gegund en is daartoe een eigen kortgedingprocedure gestart. Vitam wenst te voorkomen dat in de beide kortgedingprocedures tegenstrijdige beslissingen worden genomen en wil haar belang bij terzijdelegging van de inschrijving van [bedrijfsnaam] en gunning van de Opdracht aan haarzelf verdedigen/veilig stellen.
4.14.
[bedrijfsnaam] vordert na tussenkomst – zakelijk weergegeven – primair de vorderingen van Umami af te wijzen en het COA gebieden de voorlopige gunningsbeslissing van 31 januari 2024 te handhaven. Subsidiair vordert [bedrijfsnaam] de vorderingen van Umami af te wijzen, zowel primair als subsidiair met veroordeling van Umami in de proces- en nakosten.
4.15.
Verkort weergegeven stelt [bedrijfsnaam] daartoe dat zij er belang bij heeft dat de Opdracht definitief aan haar gegund wordt en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van Umami, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.16.
Voor zover nodig zullen de standpunten van Umami en het COA met betrekking tot de vorderingen van Vitam en [bedrijfsnaam] hierna worden besproken.

5.De beoordeling

In beide zaken
5.1.
Beoordeeld moet worden of er aanleiding is voor rechterlijk ingrijpen in de onderhavige aanbestedingsprocedure, waarin [bedrijfsnaam] uiteindelijk als voorlopige winnaar uit de bus is gekomen. Volgens Vitam en Umami zijn er diverse redenen voor ingrijpen, terwijl volgens het COA en [bedrijfsnaam] de huidige uitkomst van de aanbestedingsprocedure in stand kan blijven.
5.2.
Ter zitting is gebleken dat partijen het oneens zijn over de wijze waarop Geschiktheidseis 3 in paragraaf 3.4.3 van het Beschrijvend Document moet worden uitgelegd. Met deze eis wordt inschrijvers gevraagd aan de hand van referentieopdrachten aan te tonen dat zij voldoen aan twee kerncompetenties. Kort gezegd verlangt het COA aantoonbare ervaring met het dagelijks leveren en distribueren van drie maaltijden. Volgens Vitam wordt van inschrijvers verlangd dat zij aantonen dat zij ervaring hebben met het leveren en distribueren van drie maaltijden gedurende zeven dagen per week. Vitam stelt dat zij als enige van de inschrijvers aan deze eis voldoet. Het COA en [bedrijfsnaam] zijn het met die lezing niet eens. Volgens hen wordt met deze geschiktheidseis gevraagd om aantoonbare ervaring met het leveren en distribueren van maaltijden tijdens werkdagen. Daarbij hebben zij toegelicht het weliswaar de bedoeling is dat bewoners van de locaties dagelijks van maaltijden worden voorzien, maar dat dit niet betekent dat die maaltijden iedere dag van de week moeten worden geleverd en gedistribueerd. Dit is volgens hen voor wat betreft het leveren en distribueren van broodmaaltijden feitelijk ook niet mogelijk, omdat er vrijwel geen bakkerijen zijn die op zondag brood bakken. Het is volgens het COA en [bedrijfsnaam] in de branche dan ook gebruikelijk dat broodmaaltijden in beginsel alleen op werkdagen en bij uitzondering eveneens op zaterdag wordt geleverd en gedistribueerd.
5.3.
Partijen verschillen dus van mening over hoe het begrip
‘dagelijks’in Geschiktheidseis 3 moet worden uitgelegd. Naar vaste jurisprudentie brengen de toepasselijke beginselen van transparantie en gelijkheid mee dat het er bij de uitleg van de aanbestedingsstukken om gaat hoe een behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettende gegadigde een criterium heeft kunnen begrijpen. Hierbij moet worden uitgegaan van de zogenaamde ‘CAO-norm’. De bewoordingen van het criterium – gelezen in het licht van de gehele tekst van de overige (relevante) aanbestedingsstukken – zijn van doorslaggevende betekenis, waarbij het aankomt op de betekenis die – naar objectieve maatstaven – volgt uit de bewoordingen waarin die stukken zijn opgesteld.
5.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de begrippenlijsten van het Beschrijvend Document en het Programma van Eisen het begrip
‘Dag(en)’, geschreven met een hoofdletter, is gedefinieerd als
‘Alle kalenderdagen van een jaar, inclusief weekenden en feestdagen’.Het begrip
‘dagelijks’is noch in paragraaf 3.4.3 van het Beschrijvend Document noch elders in het Beschrijvend Document (nader) gedefinieerd. Paragraaf 3.4.3 van het Beschrijvend Document moet op grond van de CAO-norm worden gelezen in het licht van de tekst van de overige (relevante) aanbestedingsstukken. In de onderhavige aanbestedingsprocedure is dat het Programma van Eisen. Vitam stelt dat voor de betekenis van het begrip
‘dagelijks’aansluiting moet worden gezocht bij de definitie van het begrip
‘Dag(en)’in het Beschrijvend Document en het Programma van Eisen. Dit standpunt is naar het oordeel van de voorzieningenrechter verdedigbaar wanneer paragraaf 3.4.3 van het Beschrijvend Document wordt gelezen in samenhang met eis 3 van het Programma van Eisen. Eis 3 schrijft immers voor dat het COA uiterlijk om 15.00 uur de dag van tevoren het aantal en de samenstelling van de te bestellen artikelen voor de dag erna zal doorgeven aan de opdrachtnemer, waarna de opdrachtnemer de bestelde producten
‘de volgende Dag’zal aanleveren. Nu – naar niet ter discussie staat – op de locaties van het COA iedere dag behoefte bestaat aan maaltijden, lijkt uit eis 3 te volgen dat de bestelling, levering en distributie van maaltijden zeven dagen per week dienen plaats te vinden. Het COA en [bedrijfsnaam] vinden op hun beurt voor hun standpunt dat met het begrip
‘dagelijks’in paragraaf 3.4.3 van het Beschrijvend Document uitsluitend werkdagen zijn bedoeld steun in eis 11 van het Programma van Eisen. Ook hun standpunt is verdedigbaar. In deze eis valt immers te lezen dat producten op
‘alle werkdagen van de week gedurende het gehele jaar’op alle locaties van het COA (waar op dagelijkse basis maaltijden worden geserveerd) kunnen worden besteld, geleverd en gedistribueerd.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat de term ‘dagelijks’ in Geschiktheidseis 3, gelezen in samenhang met de eisen 3 en 11 van het Programma van Eisen, voor meerderlei uitleg vatbaar is. Het COA en [bedrijfsnaam] stellen dat bij voormelde uitleg beslissende betekenis toekomt aan de gebruiken in de branche. Het COA en [bedrijfsnaam] hebben het bestaan van het door hen gestelde branchegebruik dat (brood)maaltijden uitsluitend op werkdagen worden geleverd in het kader van dit kort geding echter onvoldoende aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat beide uitleggen van het begrip
‘dagelijks’verdedigbaar zijn leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat niet alle voorwaarden en modaliteiten van de aanbestedingsprocedure zijn geformuleerd op een zodanig duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, dat behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende gegadigden voor de Opdracht de juiste reikwijdte ervan hebben kunnen begrijpen en deze op dezelfde manier hebben kunnen interpreteren. Dit gebrek in de aanbestedingsprocedure laat zich uitsluitend via een heraanbesteding herstellen. De daartoe strekkende subsidiaire vordering van Vitam en meer subsidiaire vordering van Umami zal dan ook worden toegewezen, voor zover COA de Opdracht nog wil vergeven. Daarbij tekent de voorzieningenrechter ten overvloede nog aan dat – zoals Umami terecht heeft opgemerkt – de termen raamovereenkomst en leveringsovereenkomst in de aanbestedingsstukken door elkaar worden gebruikt. Daarmee is onduidelijk welke type overeenkomst het COA door middel van deze aanbestedingsprocedure beoogt te sluiten. Voor zover het COA – zoals zij ten verwere heeft aangevoerd – beoogt een leveringsovereenkomst te sluiten, dient zij dit in het kader van een mogelijke heraanbesteding duidelijk(er) in de aanbestedingsstukken tot uitdrukking te brengen.
5.6.
Er bestaat geen aanleiding om een dwangsom op te leggen, nu ervan uit mag worden gegaan dat het COA vrijwillig aan dit vonnis gehoor zal geven. De overige stellingen en weren van partijen behoeven bij deze stand van zaken geen (verdere) bespreking. Dit geldt eveneens voor de incidentele vordering van Vitam ex artikel 843a Rv. Nu het COA eerst na heraanbesteding tot gunning van de Opdracht mag overgaan, heeft Vitam op dit moment geen belang bij kennisneming van de door haar gevorderde bescheiden. Deze hebben immers betrekking op de (beoordeling van de) referentieopdrachten die [bedrijfsnaam] in het kader van de onderhavige – te staken – aanbestedingsprocedure aan het COA heeft overgelegd.
5.7.
Het COA en [bedrijfsnaam] zullen in beide procedures als de in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de proceskosten van zowel Vitam als Umami.
Proceskosten Vitam
5.8.
De proceskosten van Vitam worden in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661548 / KG ZA 24-125 begroot op:
- dagvaarding € 115,22
- griffierecht € 688,--
- salaris advocaat € 1.107,--
- nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 2.088,22
en in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661639 / KG ZA 24-129 op:
- griffierecht € 688,--
- salaris advocaat € 1.107,--
- nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.973,--
5.9.
De in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661548 / KG ZA 24-125 door Vitam gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten Umami
5.10.
De proceskosten van Umami worden in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661639 / KG ZA 24-129 begroot op:
- dagvaarding € 139,42
- griffierecht € 688,--
- salaris advocaat € 1.107,--
- nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 2.112,42
en in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661548 / KG ZA 24-125 op:
- griffierecht € 688,--
- salaris advocaat € 1.107,--
- nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.973,--

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661548 / KG ZA 24-125:
6.1.
verbiedt het COA de Opdracht op grond van de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 definitief te gunnen en gebiedt het COA, voor zover zij de Opdracht nog wil vergeven, over te gaan tot heraanbesteding van de Opdracht;
6.2.
veroordeelt het COA en [bedrijfsnaam] in de proceskosten van Vitam ad € 2.088,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als het COA en [bedrijfsnaam] niet tijdig aan het vonnis voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
veroordeelt het COA en [bedrijfsnaam] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de aan Vitam verschuldigde proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.4.
veroordeelt het COA en [bedrijfsnaam] in de proceskosten van Umami ad € 1.973,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als het COA en [bedrijfsnaam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/661639 / KG ZA 24-129:
6.7.
verbiedt het COA de Opdracht op grond van de gunningsbeslissing van 31 januari 2024 definitief te gunnen en gebiedt het COA, voor zover zij de Opdracht nog wil vergeven, over te gaan tot heraanbesteding van de Opdracht;
6.8.
veroordeelt het COA en [bedrijfsnaam] in de proceskosten van Umami ad € 2.112,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als het COA en [bedrijfsnaam] niet tijdig aan het vonnis voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.9.
veroordeelt het COA en [bedrijfsnaam] in de proceskosten van Vitam ad € 1.973,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als het COA en [bedrijfsnaam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.
mw