ECLI:NL:RBDHA:2024:954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/09/658728/KG RK 23/1558
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 29 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. C.W.D. Bom. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een mondelinge behandeling op 24 november 2023, waarbij verzoeker niet was opgeroepen. Verzoeker stelde dat dit en andere omstandigheden, zoals de behandeling van zijn zaak en de rol van de kantonrechter, leidden tot een schending van zijn recht op een eerlijk proces. De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter niet onpartijdig was en dat de procedure correct was verlopen. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer: 2023/120
zaak- /rekestnummer: C/09/658728 / KG RK 23/1558
Beslissing van 29 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. C.W.D. Bom,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 16 december 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 24 november 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 15 december 2023;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 4 januari 2024;
- de spreeknotitie van verzoeker, ontvangen door de wrakingskamer op 11 januari 2024.
1.2.
Op 15 januari 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verzoeker en de kantonrechter verschenen.
De wederpartij in de hoofdzaak, te weten de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat), is uitgenodigd om als toehoorder ter zitting aanwezig te zijn, maar heeft per e-mailbericht van 12 januari 2024 aangegeven niet aanwezig te zullen zijn.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met het nummer 10641809 / RL EXPL 23-12661 tussen verzoeker en de Staat (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak is er tevens sprake van een incidentele vordering die door verzoeker is ingediend.
Met betrekking tot de incidentele vordering heeft op 24 november 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij alleen de Staat ter zitting is verschenen. De kantonrechter heeft tijdens die zitting vastgesteld dat verzoeker abusievelijk niet is opgeroepen voor die zitting van 24 november 2023.
Op 19 oktober 2023 zijn beide partijen opgeroepen voor de behandeling van de hoofdzaak op 15 december 2023. Op 30 oktober 2023 is de Staat opgeroepen voor 24 november 2023 voor de behandeling van het incident. Verzoeker is bij gelijkluidende oproep opgeroepen voor 15 december 2023 voor behandeling van het incident. De kantonrechter heeft - nadat geconstateerd was dat verzoeker niet opgeroepen was voor 24 november 2023 - op 24 november 2023 beslist dat het incident zal worden behandeld op 15 december 2023 en dat na die zitting een nieuwe datum zal worden bepaald in de hoofdzaak.
Op 15 december 2023 heeft de mondelinge behandeling van het incident plaatsgevonden. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft na sluiting van de mondelinge behandeling bepaald dat op 12 januari 2024 vonnis zal worden gewezen.
Verzoeker heeft vervolgens bij brief van 16 december 2023 de kantonrechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling en in zijn schriftelijke spreeknotitie, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Wrakingsgrond a.
Verzoeker is niet in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de zitting van 24 november 2023 en is daarna ook niet geïnformeerd over die zitting. Hij hoorde pas op 15 december 2023 dat er op 24 november 2023 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Op de zitting van 24 november 2023 heeft een gesprek tussen de kantonrechter en de Staat plaatsgevonden en verzoeker werd hiervan buitengesloten. Hiermee is naar de mening van verzoeker geen sprake meer van een eerlijk proces en dit valt de kantonrechter aan te rekenen.
Wrakingsgrond b.
De kantonrechter heeft, nadat hij is gewraakt door verzoeker, het proces-verbaal van de zittingen van 24 november 2023 en 15 december 2023 vastgesteld en ondertekend.
Hiermee heeft de kantonrechter gehandeld in strijd met artikel 37, lid 5, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Dit brengt mee dat er sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces.
Wrakingsgrond c.
Verzoeker mocht ter zitting van 15 december niet pleiten en geen pleitnota overleggen, terwijl de advocaat van de Staat wel mondeling mocht pleiten onder overlegging van een pleitnota.
Wrakingsgrond d.
De kantonrechter heeft kritische vragen aan verzoeker, maar niet aan de Staat gesteld. Voorts was de kantonrechter streng tegen verzoeker maar welwillend tegen de Staat.
Wrakingsgrond e.
De kantonrechter is grootaandeelhouder en directeur van een besloten vennootschap die lijfrenteovereenkomsten sluit en uitvoert, waaronder stamrechtovereenkomsten en/of kapitaalverzekeringen. Nu zowel de beslissing in de hoofdzaak als het bedrijf van de kantonrechter in relatie staan met de Wet toekomst pensioenen, is er sprake van schijn van partijdigheid.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Wrakingsgrond a.
3.2.
Vast staat dat verzoeker abusievelijk niet is opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het incident op 24 november 2023. De kantonrechter heeft dit ook tijdens die mondelinge behandeling vastgesteld. Het is begrijpelijk en ook gebruikelijk dat de kantonrechter de Staat de zittingszaal heeft laten betreden om aan de Staat mee te delen dat verzoeker niet was opgeroepen, en te vertellen dat het zijn voornemen was om de behandeling van het incident aan te houden tot de zitting van 15 december 2023, tegen welke datum verzoeker eerder al was opgeroepen. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat op 24 november 2023 enig inhoudelijk overleg of gesprek over het incident is geweest tussen de kantonrechter en de Staat.
Het behoort binnen de regievoerende taak van de rechter om de procespartijen, nadat de zaak is uitgeroepen door de bode, op een deugdelijke wijze te informeren omtrent de verdere gang van zaken van een rechtsprocedure. Dat is geen taak van de bode, zoals verzoeker heeft gesuggereerd.
Het is een ongelukkige omstandigheid dat verzoeker na de zitting van 24 november 2023 niet aanstonds op de hoogte is gesteld omtrent hetgeen op 24 november 2023 is voorgevallen en dat hij dat pas op de zitting van 15 december 2023 heeft gehoord. Het is voorstelbaar dat verzoeker daarmee werd overvallen en verrast. Dat maakt echter niet dat uit deze gang van zaken, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, geconcludeerd worden dat er sprake is van een blijk van vooringenomenheid.
3.3.
Wrakingsgrond a. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Wrakingsgrond b.
3.4.
Artikel 37 lid 5 Rv bepaalt dat de behandeling van een zaak na een verzoek tot wraking aanstonds wordt geschorst. De eisen van een goede procesorde kunnen echter meebrengen dat de rechter van wie wraking is verzocht, in de zaak handelingen mag verrichten of beslissingen mag nemen die geen uitstel dulden. Deze mogelijkheid mag alleen bij uiterste noodzaak worden gebruikt.
De wrakingskamer is van oordeel dat het opmaken van een proces-verbaal in het kader van een goede procesorde ten behoeve van een wrakingsprocedure een uiterst noodzakelijke handeling betreft. Een proces-verbaal van een zitting is in beginsel de enige kenbron van hetgeen ter zitting is besproken. Ook wordt in beginsel er vanuit gegaan dat de inhoud van een door een rechter en een griffier vastgesteld en ondertekend proces-verbaal juist is.
Uit een oogpunt van zorgvuldigheid kan een wrakingsverzoek zonder een proces-verbaal van een zitting niet op een deugdelijke wijze beoordeeld worden.
Uit het voorgaande kan daarom niet de (objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de kantonrechter worden afgeleid.
3.5.
Wrakingsgrond b. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Wrakingsgronden c. en d.
3.6
Deze wrakingsgronden betreffen handelingen die liggen binnen de regievoerende taak van de rechter. Dergelijke handelingen kunnen in beginsel geen grond voor wraking opleveren. Dit is uitsluitend anders indien de handelingen van de rechter, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Dat van zo’n situatie sprake is, is niet gebleken. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 december 2023 blijkt dat alle partijen uitvoerig en evenwichtig aan het woord zijn geweest. Niet is gebleken dat de Staat op een andere wijze is behandeld dan verzoeker, dat de Staat bevoordeeld zou zijn geweest of dat verzoeker zijn standpunt minder kenbaar heeft kunnen maken dan de Staat.
Dat de kantonrechter kritischer of strenger naar verzoeker is geweest dan naar de Staat, is de wrakingskamer niet gebleken. Het is aan de kantonrechter om te bepalen welke vragen hij relevant acht voor de te nemen beslissingen. Concrete feiten en omstandigheden voor (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de kantonrechter zijn niet gebleken.
3.7
Wrakingsgronden c. en d. kunnen niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Wrakingsgrond e.
3.8
De wrakingskamer is van oordeel dat de kantonrechter ter zitting en in zijn schriftelijke reactie een afdoende uitleg heeft gegeven omtrent zijn besloten vennootschap.
Ook verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat hij de uitleg van de kantonrechter afdoende vindt. Concrete feiten en omstandigheden voor (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de kantonrechter zijn niet gebleken.
Conclusie
3.9.
Gelet op het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak ten aanzien van het incident wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, S.M. Westerhuis-Evers en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.