ECLI:NL:RBDHA:2024:9527
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die op 21 maart 2023 een aanvraag in Bulgarije heeft ingediend. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublin-verordening, die bepaalt dat de verantwoordelijke lidstaat voor de asielaanvraag de eerste lidstaat is waar de asielzoeker zich heeft geregistreerd.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. Eiser voerde aan dat hij in Bulgarije op mensonwaardige wijze werd behandeld en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing zou moeten zijn. De rechtbank oordeelde echter dat het aan eiser was om aan te tonen dat er in zijn geval geen vertrouwen in de Bulgaarse autoriteiten kon worden gesteld, wat hij niet heeft kunnen doen. De rechtbank verwees naar recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die bevestigen dat Bulgarije in het algemeen voldoet aan de verplichtingen onder de Dublin-verordening.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat de staatssecretaris geen aanleiding had om af te wijken van de Dublin-regelgeving. Eiser kan, indien hij meent dat Bulgarije zich niet aan zijn verplichtingen houdt, een klacht indienen bij de Bulgaarse autoriteiten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.