ECLI:NL:RBDHA:2024:9522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
AWB 22-2210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In de zaak tussen verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek, welke op 7 april 2022 door de staatssecretaris was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 6 oktober 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en tevens vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/2210

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen. Het bezwaar hiertegen is op 6 oktober 2022 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort totdat er op het beroep is beslist.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 20 november 2023, in de zaak met nummer NL22.21680, heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
De uitspraak is bekend gemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.