ECLI:NL:RBDHA:2024:9511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23-4630
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning voor zelfstandige

In deze zaak heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning om als zelfstandige te kunnen werken bij een specifiek bedrijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 10 januari 2023 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld zonder zitting, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er eerder, op 16 mei 2024, een uitspraak is gedaan waarbij het beroep van verzoeker ongegrond is verklaard. Hierdoor was het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar gemaakt op 10 juni 2024. Een afschrift van de uitspraak is naar de betrokken partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4630

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige bij [bedrijf]. Verweerder heeft bij besluit van 10 januari 2023 de aanvraag afgewezen.
2. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verder verzocht om voorlopige voorziening te treffen.
3. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6. Bij uitspraak van 16 mei 2024 heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het treffen van een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, op 10 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.