ECLI:NL:RBDHA:2024:9507
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige bij een bedrijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 10 januari 2023 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 13 april 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op 17 juni 2024 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris inhoudelijk op het bezwaar heeft beslist. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen zonder zitting. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.