ECLI:NL:RBDHA:2024:948

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een andere zaak, op 10 januari 2024 behandeld. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Tsjechië ernstige tekortkomingen kent in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Hij verwijst naar rapporten die deze tekortkomingen onderbouwen, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Tsjechische autoriteiten.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Tsjechië gedaan, dat is geaccepteerd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij bij terugkeer naar Tsjechië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met de mensenrechten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen.

Daarnaast heeft eiser een beroep gedaan op artikel 16 en 17 van de Dublinverordening, omdat zijn moeder in Nederland verblijft en medische zorg nodig heeft. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat die het noodzakelijk maakt dat zijn asielaanvraag in Nederland wordt behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Tsjechië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.38479, op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Tsjechië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Tsjechië een verzoek om overname gedaan. Tsjechië heeft dit verzoek aanvaard.
Kan de staatssecretaris wat betreft Tsjechië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Tsjechië niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Tsjechië kent namelijk ernstige en structurele tekortkomingen in zowel de asielprocedure als in de opvangvoorzieningen. Eiser betoogt allereerst dat asielzoekers geen effectief rechtsmiddel hebben, omdat de Tsjechische autoriteiten niet altijd gevolg geven aan uitspraken van nationale rechters. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een passage uit het rapport van de Hungarian Helsinki Committee van 17 oktober 2022. [2] Verder volgt uit het rapport van de United States Departement of State (USDOS) uit 2022 dat politieke leiders zich negatief hebben uitgelaten over asielzoekers en dat asielzoekers de toegang tot het land is ontzegd zonder geïnformeerd te worden over de mogelijkheid om asiel aan te vragen. [3] Verder heeft Tsjechië te maken met opvangproblemen door het grote aantal asielzoekers dat vanuit Oekraïne binnenkomt. [4] Eiser is daarnaast slecht behandeld tijdens zijn verblijf in Tsjechië. Dit wordt ondersteund door openbare bronnen die melding maken van de negatieve houding tegenover asielzoekers. [5] Tot slot merkt de staatssecretaris volgens eiser ten onrechte op dat Tsjechië met het claimakkoord garandeert het verzoek in behandeling te nemen. Het is namelijk niet duidelijk waar deze garantie op is gebaseerd.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in beginsel ten aanzien van Tsjechië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Het is daarom in beginsel aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Daarvan is sprake als de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [6]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor Tsjechië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De staatssecretaris heeft zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat uit het rapport van het Helsinki Comité niet volgt dat er geen effectief rechtsmiddel bestaat in Tsjechië. Uit het rapport volgt dat er bij drie onderzochte thema’s sprake is van tekortkomingen bij de naleving van rechterlijke uitspraken. Het ging daar echter niet om de naleving van uitspraken over verzoeken om internationale bescherming. Voor zover eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Tsjechië slachtoffer wordt van pushbacks, oordeelt de rechtbank dat uit het USDOS-rapport niet volgt dat sprake is van pushbacks ten aanzien van Dublinclaimanten. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat er in Tsjechië sprake is van structurele opvangproblemen vanwege de hoge instroom aan vluchtelingen uit Oekraïne. De staatssecretaris heeft op de zitting terecht opgemerkt dat uit het door eiser aangehaalde nieuwsbericht juist volgt dat de Tsjechische autoriteiten actie ondernemen door asielzoekers beter over Tsjechië te verdelen en de opvangcapaciteit op te schalen. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij slecht is behandeld in Tsjechië. Mocht eiser bij terugkeer naar Tsjechië wel problemen ervaren, dan kan hij daarover klagen bij de Tsjechische autoriteiten. Niet is gesteld dat eiser hiertoe geen mogelijkheid heeft. Tot slot overweegt de rechtbank dat de Dublinverordening regelt welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek. Tsjechië heeft het claimverzoek van Nederland geaccepteerd en garandeert daarmee dat het eisers asielverzoek conform internationale verplichtingen zal behandelen en beoordelen. De rechtbank volgt eisers stelling dat niet duidelijk is waar deze garantie op is gebaseerd dan ook niet. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan artikel 16 of artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiser stelt verder dat zijn moeder, die in Nederland verblijft, diverse medische klachten heeft. Zij heeft daarom veel hulp en ondersteuning nodig van eiser. Op de zitting heeft eiser verklaard dat zijn broers en zus niet dezelfde bereidheid hebben als hij om voor hun moeder te zorgen. Ter onderbouwing heeft eiser een aanvraagformulier voor mantelzorg en medische gegevens van zijn moeder overgelegd.
6.1.
Voor zover eiser een beroep doet op artikel 16 van de Dublinverordening, overweegt de rechtbank dat in dat geval sprake dient te zijn van een afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat eiser dit niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Los van de vraag of eiser de familieband tussen hem en zijn moeder aannemelijk heeft gemaakt, blijkt niet dat de (mantel)zorg aan eisers moeder uitsluitend door eiser kan worden verleend. De staatssecretaris wijst er in dat kader terecht op dat eiser in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat zijn broertje voorheen de zorg aan zijn moeder verleende [7] en dat uit de overgelegde behandelverslagen blijkt dat zijn zus ook meeging naar behandelingen van hun moeder. Eisers stelling dat zijn bereidheid om (mantel)zorg te verlenen groter is dan de bereidheid van zijn broers en zus, maakt niet dat de zorg aan zijn moeder uitsluitend door eiser verleend kan worden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.2.
De rechtbank oordeelt verder dat de staatssecretaris in de bovengenoemde omstandigheden geen aanleiding hoefde te zien om eisers asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken vanwege bijzondere individuele omstandigheden. Eiser heeft met zijn verklaring, dat veel van zijn familieleden in Nederland verblijven en hij in Tsjechië niemand heeft, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. Ook is niet aannemelijk geworden dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden tussen eiser en zijn gestelde familieleden in Nederland. Nu deze beroepsgrond niet slaagt heeft de staatssecretaris daarom in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om eiser vanwege deze omstandigheden in de nationale procedure op te nemen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Hungarian Helsinki Committee, Implementing judgments in the field of asylum en migration on odd days, p. 5 en 9-14.
3.USDOS, 2022 Country Report on Human Rights Practices: Czech Republic, p. 10-12.
4.Radio Prague International, ‘Czechia struggling to accommodate growing number of refugees’, 15 maart 2022.
5.The British Council, The Wages of Fear: Attitudes Towards Refugees and Migrants in Czech Republic’, 31 juli 2018 en Abc News, ‘Europe's unified welcome of Ukrainian refugees exposes 'double standard' for nonwhite asylum seekers’, 8 maart 2022.
6.HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), punt 91-92.
7.P. 5 van het Verslag gehoor aanmeldfase.