ECLI:NL:RBDHA:2024:9475
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op 30 april 2024 een besluit genomen waarin de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling werd genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd vermeld dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL24.18943) die betrekking had op het beroep van verzoekster. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Daarnaast werd in de uitspraak opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.