ECLI:NL:RBDHA:2024:9474

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.18943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Zwitserland en risico op indirect refoulement

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Turkse nationaliteit hebbende vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij bij terugkeer naar Zwitserland het risico loopt te worden uitgezet naar Turkije, waar zij vreest voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, gezien haar achtergrond als dochter van een Gülen-aanhanger.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, waaronder het argument dat de asielaanvraag van Zwitserland had moeten worden overgenomen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat haar vader in Nederland verblijft en ook een asielprocedure doorloopt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van de Dublinprocedure wordt afgeweken. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat het beschermingsbeleid in Zwitserland fundamenteel verschilt van dat in Nederland, en dat zij bij terugkeer naar Zwitserland niet adequaat beschermd zal worden.

De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiseres terecht niet in behandeling is genomen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18943

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [naam] trad op als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [datum] 2004 en heeft de Turkse nationaliteit. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
2. Als eerste beroepsgrond voert eiseres aan dat zij bij terugkeer naar Zwitserland zal worden uitgezet naar Turkije, waar zij als (dochter van een) Gülen-aanhanger een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM [1] te vrezen heeft. Dit is een beroep op het verbod op (indirect) refoulement. Eiseres betoogt dat Gülen-aanhangers in Nederland worden aangemerkt als risicogroep en met geringe contra-indicaties in aanmerking komen voor toelating. Volgens eiseres verschilt het beschermingsbeleid in Zwitserland evident en fundamenteel van het Nederlandse beleid. Eiseres stelt dat Zwitserland haar in strijd met het gebod op non-refoulement zal uitzetten en haar aanvraag daarom in Nederland behandeld dient te worden. Zij verwijst naar het arrest van 30 november 2023 van het Hof van Justitie van de EU waarin is bepaald dat het risico op indirect refoulement betrokken moet worden bij de rechtmatigheidsbeoordeling van een overdrachtsbesluit. [2] Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst zij naar de verschillen in inwilligingspercentages van Turkse asielzoekers in Nederland en in Zwitserland. Ook heeft zij de uitspraak van de Zwitserse rechter overgelegd, waarmee haar beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond is verklaard.
3. Als tweede beroepsgrond voert eiseres aan dat verweerder haar asielaanvraag van Zwitserland had moeten overnemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De vader van eiseres is naar Nederland gevlucht en zit hier nog in procedure. Gezien het feit dat hij Gülen-aanhanger is en daarvoor in Turkije is veroordeeld zal hij, gelet op het Nederlandse beleid, zeker een verblijfsvergunning krijgen. De gezinsband tussen eiseres en haar vader is nooit verbroken geweest omdat zij hebben moeten vluchten. Verweerder had daarom een 8 EVRM toets moeten uitvoeren, of om proceseconomische redenen de asielaanvraag van eiseres in Nederland moeten behandelen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit het door eiseres geciteerde arrest van het Hof van Justitie volgt dat de rechter van een verzoekende lidstaat in beginsel niet mag toetsen of er sprake is van een risico op indirect refoulement. Dat is alleen anders als hij heeft vastgesteld dat er in de aangezochte lidstaat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022 [3] volgt dat een verschil in het beschermingsbeleid van lidstaten zo’n systematische tekortkoming kan opleveren. De bewijslast om een reëel risico op indirect refoulement aannemelijk te maken ligt bij de vreemdeling. Om aan de bewijslast te voldoen moet hij in de eerste plaats algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Dat evidente en fundamentele verschil moet erin gelegen zijn dat op voorhand duidelijk is - dus zonder een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag - dat eiser in de verantwoordelijke lidstaat op grond van het algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland in beginsel wel krijgt. Daarnaast moet eiser concrete aanknopingspunten naar voren brengen die erop wijzen dat niet alleen het bestuursorgaan maar ook de rechter in de verantwoordelijke lidstaat hem niet zal beschermen tegen refoulement.
5. Eiseres heeft geen algemene informatie overgelegd waaruit blijkt dat de Zwitserse autoriteiten een specifiek beleid voeren op grond waarvan Gülen-aanhangers evident minder beschermd worden dan in Nederland. De verwijzing door eiseres naar het procentuele verschil in ingewilligde Turkse asielaanvragen tussen Nederland en Zwitsersland levert geen concreet aanknopingspunt op voor een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid, omdat hieruit niet blijkt van de achtergrond van deze aanvragers in Nederland en Zwitserland. Daarbij volgt uit de door eiser genoemde cijfers dat in Zwitserland ongeveer 82 procent van de Turkse aanvragen wordt ingewilligd. Hieruit kan dan ook niet worden afgeleid dat Turkse asielzoekers in Zwitserland geen of nauwelijks kans maken op asiel.
6. Ook uit het gegeven dat de asielaanvraag van eiseres in Zwitserland is afgewezen volgt niet dat Zwitserland zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt en dat eiseres bij terugkeer geen effectief rechtsmiddel zal kunnen inzetten. Zwitserland heeft met het akkoord op het Dublinverzoek verzekerd dat eiseres zal worden toegelaten tot de asielprocedure. Er is op basis van wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om niet langer uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Zwitserland.
7. De rechtbank begrijpt de wens van eiseres om haar asielaanvraag in Nederland te behandelen, waar ook haar vader in procedure zit. Verweerder heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat in de Dublinprocedure alleen wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is om een asielaanvraag te behandelen. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres geen zodanig bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd dat van dit principe moet worden afgeweken. Omdat vader nog in procedure zit kan niet worden voorzien hoe op zijn asielaanvraag wordt beslist. Verweerder hoefde de aanvraag van eiseres daarom niet op grond van zijn discretionaire bevoegdheid, vastgelegd in artikel 17 van de Dublinverordening, aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres terecht niet in behandeling genomen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 7 juni 2024 gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Gevoegde zaken C‑228/21, C‑254/21, C‑297/21, C‑315/21 en C‑328/21 (ECLI:EU:C:2023:934).