ECLI:NL:RBDHA:2024:9463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.22001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en rechtsbijstand tijdens vertrekgesprek in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die was opgelegd aan eiseres door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Venezolaanse, had beroep ingesteld tegen het besluit van 24 mei 2024, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 5 juni 2024, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. K. Bruin, en een tolk was telefonisch aanwezig.

De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiseres had betoogd dat zij zelfstandig terug wilde keren naar Spanje, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet zelfvoorzienend was en niet beschikte over een reisdocument of vliegticket. De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat zij tijdens het vertrekgesprek op 28 mei 2024 geen gelegenheid had gekregen om haar advocaat te spreken, en concludeerde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring in stand bleef.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22001

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is telefonisch aanwezig [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1994 en de Venezolaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware grond [2] vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Voor zover eiseres met de stelling dat een vriendin geld heeft en dat die vriendin een vliegticket voor eiseres kan kopen de lichte grond 4d betwist, wordt overwogen dat bij deze grond het inkomen waarover de vreemdeling zelfstandig beschikt bepalend is. [4] Dat een vriendin van eiseres over geld beschikt doet dus niet af aan de feitelijke juistheid van deze grond. Nu deze grond feitelijk juist is en voldoende is toegelicht, kon deze aan de maatregel ten grondslag worden gelegd. Ook de overige gronden zijn feitelijk juist en voldoende toegelicht. De zware grond en de lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
Motivering lichter middel
4. Eiseres voert aan dat sprake is van een motiveringsgebrek, omdat verweerder in de maatregel van bewaring niet is ingegaan op de verklaring van eiseres dat haar vriendin via Western Union of MoneyGram geld kan opsturen voor een vliegticket.
5. Eiseres wordt hierin niet gevolgd. Verweerder heeft in het kader van het lichter middel overwogen dat eiseres weliswaar stelt zelfstandig terug te willen keren naar Spanje, maar dat zij niet zelfvoorzienend is of middels voorbeelden dit kan concretiseren. Verder heeft verweerder overwogen dat eiseres niet in het bezit is van een reisdocument en vliegticket. Hiermee heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de stelling van eiseres dat zij zelfstandig wil terugkeren met een vliegticket niet leidt tot de toepassing van een lichter middel. Dat verweerder hierbij niet expliciet Western Union of MoneyGram heeft genoemd, leidt niet tot een andere conclusie.
Rechtsbijstand tijdens vertrekgesprek
6. Eiseres voert verder aan dat zij tijdens het vertrekgesprek van 28 mei 2024 kenbaar heeft gemaakt dat zij haar advocaat wilde spreken, maar dat hier ten onrechte geen gelegenheid voor is geboden. De regievoerder had ervoor moeten zorgen dat eiseres via een telefoon kon communiceren met haar advocaat tijdens het vertrekgesprek. Eiseres wijst erop dat zij in het detentiecentrum geen eigen telefoon tot haar beschikking heeft. Dat eiseres tijdens het vertrekgesprek geen kosteloze rechtsbijstand heeft gekregen, leidt tot een schending van artikel 6, derde lid, aanhef en sub c, van het EVRM, [5] artikel 104 van de Vw, artikelen 37, eerste lid, aanhef en sub i en 39, vierde lid, van de Pbw [6] , en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
7. Ook hierin wordt hierin wordt eiseres niet gevolgd. Tijdens het vertrekgesprek op 28 mei 2024 heeft eiseres verklaard dat zij naar Spanje wil vertrekken, omdat zij daar een asielprocedure heeft lopen. De regievoerder heeft daarop gezegd dat hij zal kijken in het dossier van eiseres of dat mogelijk is. Daarna heeft eiseres verklaard dat zij haar advocaat wil spreken, waarna de regievoerder heeft gezegd dat eiseres in dat geval contact moet opnemen met haar advocaat. Hieruit kan de rechtbank niet afleiden dat eiseres al direct tijdens dit vertrekgesprek bijstand wenste van haar advocaat, nu zij al had verklaard terug te willen keren naar Spanje. Eiseres heeft verder niet geconcretiseerd hoe zij door deze gang van zaken zou zijn geschaad in haar belangen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Ambtshalve toets
8. Tot slot leidt ambtshalve toetsing ook niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te beoordeling periode op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is op 6 juni 2024 gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:399)
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
6.Penitentiaire beginselenwet.