ECLI:NL:RBDHA:2024:9417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/09/663975 / JE RK 24-592
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 mei 2024, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] verlengd tot 7 juni 2025. De kinderrechter oordeelt dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling noodzakelijk is om toezicht te houden op het traject bij de GGZ en om de moeder te begeleiden na afloop van dit traject. De kinderrechter wijst echter de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af, omdat de moeder en [minderjarige] momenteel samen verblijven in een GGZ-instelling en er geen noodzaak is voor een machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder heeft positieve stappen gezet in haar ontwikkeling en de kinderrechter concludeert dat de situatie niet meer de noodzaak voor een uithuisplaatsing rechtvaardigt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/663975 / JE RK 24-592
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.L. de Craen te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder (via telefonische verbinding) met haar advocaat;
- de grootouders, [grootouder 1] en [grootouder 2] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de moeder gedurende het gezinsopnametraject.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 juni 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 7 juni 2024.
2.4.
Tevens heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking van 5 januari 2024 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 7 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Op 10 maart 2024 zijn de moeder en [minderjarige] samen opgenomen voor een gezinsopname bij GGZ Drenthe, waar zij van zondagmiddag tot en met vrijdagmiddag verblijven. De weekenden brengt moeder door in haar eigen woning. [minderjarige] verbleef aanvankelijk in de weekenden bij een pleeggezin, maar sinds 10 mei 2024 is brengt zij ook de weekenden met haar moeder door. De moeder heeft een goede ontwikkeling doorgemaakt bij de GGZ waardoor zij zich meer open stelt en haar houding verbeterd is. Er is daarnaast veel aandacht besteed aan het veiligheidsplan, wat noodzakelijk is als [minderjarige] bij de moeder thuis is in de weekenden. Er is in het weekend altijd een veiligheidsfiguur bij de moeder aanwezig. Op 27 juni 2024 is er een evaluatiegesprek waarin het perspectiefbesluit wordt besproken. Mocht het advies zijn dat [minderjarige] met de moeder mee naar huis kan, dan is het belangrijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft om het intensieve traject zo goed mogelijk af te ronden. Omdat er tijd nodig is om met zorgvuldigheid toe te kunnen werken naar gezinshereniging, verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar.
3.3.
Tevens verzoekt de gecertificeerde instelling om een verlening van de uithuisplaatsing voor de duur van twee maanden. De gezinsopname is bedoeld om de uithuisplaatsing van [minderjarige] te beëindigen, indien en voor zover uit de gezinsopname volgt dat dit in het belang van [minderjarige] is. Echter is het nog onduidelijk of dit traject positief wordt afgesloten en de uitkomst van de opname gaat zijn dat [minderjarige] weer bij de moeder kan wonen. Het traject duurt maximaal zestien weken, maar er is een mogelijkheid om dit te verlengen als dit nodig blijkt. Hierom acht de gecertificeerde instelling een uithuisplaatsing op dit moment nog noodzakelijk. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven het te begrijpen als de machtiging uithuisplaatsing niet wordt toegewezen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek, zolang de maatregelen niet langer duren dan noodzakelijk. Het gaat goed met de moeder en er worden positieve stappen gezet. De moeder is blij dat ze steeds meer tijd met [minderjarige] heeft en dat er op 27 juni 2024 duidelijkheid komt over haar rol als ouder. De moeder is van plan om na het traject in Drenthe naar een psycholoog te gaan om aan haar herstel te werken. Daarnaast verloopt de communicatie met de jeugdbeschermer positief en is er veel contact met de grootouders. Verder brengt de advocaat naar voren dat een machtiging uithuisplaatsing juridisch gezien niet noodzakelijk is, nu [minderjarige] samen met de moeder in de GGZ-kliniek verblijft. De moeder is bereid om het traject af te ronden en wil het beste voor [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Op dit moment verblijven de moeder en [minderjarige] in het kader van een gezinsopname in een GGZ-instelling in Drenthe, waar de moeder hard werkt aan zichzelf en haar rol als opvoeder. Tijdens de opname wordt verder onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre de moeder op termijn in staat is om de zorg over [minderjarige] op zich te nemen en welke verdere hulpverlening en voorwaarden daarvoor nodig zijn. De gecertificeerde instelling heeft toegelicht dat de volgende evaluatie is gepland op 27 juni 2024, en dat dan naar verwachting meer kan worden gezegd over het opgroeiperspectief van [minderjarige] . Betrokkenheid van de gecertificeerde instelling is dan ook nog noodzakelijk om toezicht te houden op het verloop van het traject bij de GGZ en om na afloop van dat traject de moeder te begeleiden en te ondersteunen in de te zetten vervolgstappen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.3.
De kinderrechter wijst de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af. De moeder is vrijwillig gestart met de gezinsopname in Drenthe, waar [minderjarige] samen met de moeder verblijft. Ook is [minderjarige] op dit moment in de weekenden bij de moeder thuis. Van een situatie waarvoor een machtiging uithuisplaatsing nodig is, is dan ook geen sprake.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 7 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 10 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.