ECLI:NL:RBDHA:2024:9401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/09/665507 / JE RK 24-818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een conflictueuze gezinssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 juni 2024 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die al geruime tijd blootgesteld worden aan spanningen en onrust in hun thuissituatie. De ouders, de vader en de moeder, zijn in een conflictueuze relatie verwikkeld, wat leidt tot een onveilige omgeving voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen, die klem zitten tussen hun ouders en mogelijk last hebben van een loyaliteitsconflict. Ondanks geboden hulpverlening vertoont [minderjarige 1] terugval in oud gedrag en heeft zij donkere gedachten, terwijl [minderjarige 2] moeite heeft met emotieregulatie. De kinderrechter benadrukt het belang van ongedwongen contact tussen de kinderen en hun ouders en adviseert om de voorgestelde omgangsregeling te proberen. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden voor de duur van een jaar, om zo de nodige hulpverlening te waarborgen en de spanningen in de thuissituatie te verminderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/665507 / JE RK 24-818
Datum uitspraak: 5 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter
Ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats 1] , Letland
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna samen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.J. Berghout te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.C.G.J. van der Linden te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de Raad;
  • de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter - met toestemming van [minderjarige 1] - samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De vader woont sinds begin 2023 in het stadsklooster. De vader en de moeder zijn overeengekomen dat de vader [minderjarige 2] naar school brengt, omdat de moeder ’s ochtends vroeg vertrekt naar haar werk. De vader komt vroeg in de ochtend de woning van de moeder binnen om te wachten totdat [minderjarige 2] naar school gebracht moet worden. Hierdoor is de vader gedurende een aantal uren in de woning van de moeder, wat voor veel spanningen zorgt. De spanningen zijn daarnaast gelegen in de conflictueuze relatie tussen de vader en de moeder. De moeder ontvangt dagelijks nare berichten van de vader en wordt door hem bedreigd. Daarnaast lijkt de vader de nieuwe relatie van de moeder niet te kunnen accepteren. Het is belangrijk dat de vader en de moeder hulpverlening starten om de onderlinge spanningen op te lossen. Het is zorgelijk dat de kinderen getuigen zijn geweest van de confrontaties tussen de vader en de moeder. De Raad geeft aan dat de kinderen hierdoor klem zitten tussen beide ouders en mogelijk ook in een loyaliteitsconflict. Op school komt [minderjarige 2] goed mee en worden geen zorgen geuit. Wel wordt er gezien dat [minderjarige 2] moeite heeft met haar emotieregulatie doordat zij de scheiding van de vader en de moeder moeilijk kan verwerken. Het is belangrijk dat [minderjarige 2] hiervoor hulpverlening krijgt. De Raad heeft ernstige zorgen over [minderjarige 1] . Zij heeft veel meegekregen van de spanningen en strijd tussen de vader en de moeder waardoor zij niet lekker in haar vel zit. Hiervoor heeft [minderjarige 1] hulpverlening gekregen waardoor haar klachten zijn afgenomen, maar vanwege de blijvende spanningen valt zij met regelmaat terug in haar oude gedrag. Het is belangrijk dat de kinderen de komende periode rust zullen ervaren en een jeugdbeschermer krijgen die de belangen van de kinderen behartigt. Door de Raad is een voorstel voor een nieuwe zorgregeling gedaan waarmee beoogd wordt om rust te creëren voor de kinderen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader ziet geen noodzaak voor een ondertoezichtstelling en meent dat de benodigde hulpverlening gestart kan worden in het vrijwillig kader. De grootste zorg is het moeizame contact tussen de vader en [minderjarige 1] , wat volgens de vader onvoldoende reden is voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling. Doordat de vader slachtoffer is geworden in de toeslagenaffaire heeft hij weinig vertrouwen in (overheids-)instanties. Op dit moment gelden er afspraken tussen de vader en de moeder die hij naleeft, waardoor de vader niets voelt voor de voorgestelde voorlopige zorgregeling van de Raad. De vader wil deze regeling niet proberen en verzoekt de kinderrechter om het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen.
4.2.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder uit haar zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De moeder merkt met name dat [minderjarige 1] veel last heeft van de situatie. De moeder heeft de afgelopen jaren hulpverlening ingeschakeld om de situatie te verbeteren. Op dit moment is hulpverlening in het vrijwillig kader geen optie meer doordat de vader zich niet meewerkend opstelt en de hulp - vanwege zijn wantrouwen in (overheids-)instanties - niet zal accepteren. De moeder ziet graag dat de kinderen contact hebben met de vader. Tegelijkertijd is de moeder angstig over hoe de situatie in de toekomst zal zijn als de moeder haar nieuwe relatie voortzet en de vader onvoldoende beseft dat de relatie met de moeder voorbij is. De moeder hoopt dat er een jeugdbeschermer komt die de benodigde hulpverlening inzet om de spanningen en onrust te verhelpen.
4.3.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en begrijpt het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling vreest dat de kinderen inderdaad klem zitten tussen de vader en de moeder. De gecertificeerde instelling is dan ook van mening dat de situatie dient te verbeteren, maar vraagt zich af of de benodigde hulpverlening niet in het vrijwillig kader kan plaatsvinden. Door de gecertificeerde instelling wordt benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het veranderen van de zorgelijke situatie bij de vader en de moeder ligt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen. De kinderen worden al geruime tijd blootgesteld aan spanningen en onrust in de thuissituatie. Beide kinderen hebben hier zichtbaar last van. De kinderen zitten klem tussen de vader en de moeder en hebben mogelijk last van een loyaliteitsconflict. Als gevolg van de blijvende spanningen valt [minderjarige 1] , ondanks de reeds geboden hulpverlening, terug in haar oude gedrag. [minderjarige 1] geeft aan donkere gedachten te hebben en aan zelfbeschadiging te doen. Het contact tussen de vader en [minderjarige 1] verloopt daarnaast moeizaam en veroorzaakt veel stress. Bij [minderjarige 2] wordt gezien dat zij als gevolg van de scheiding van de vader en de moeder moeite heeft met haar emotieregulatie. Het is noodzakelijk dat [minderjarige 2] de komende periode hulpverlening krijgt zodat zij hiermee leert omgaan. Daarnaast is de problematische relatie tussen de vader en de moeder zeer zorgelijk. Het lukt de vader en de moeder onvoldoende om uit de onderlinge strijd te komen. De vader moet gaan accepteren dat de moeder een nieuwe relatie heeft en dat zijn vaderrol hierdoor een andere invulling krijgt dan hij voor ogen heeft. De vader en de moeder dienen de komende periode te werken aan de onderlinge communicatie en zullen hiervoor de benodigde hulpverlening moeten volgen. De kinderrechter benadrukt dat prettig en ongedwongen contact tussen de vader en de kinderen belangrijk is voor hun ontwikkeling. Doordat de manier waarop de contactmomenten op dit moment geregeld zijn met name bij [minderjarige 1] voor ongewenste spanningen en onrust zorgen, adviseert de kinderrechter om de door de Raad voorgestelde omgangsregeling in de komende periode (tot aan de zitting hierover) alvast te proberen. De kinderrechter heeft begrip voor het wantrouwen van de vader in (overheids-)instanties en acht het daarom juist noodzakelijk dat er een onafhankelijke jeugdbeschermer komt die in het belang van de kinderen de benodigde hulpverlening zal inzetten. Het is van groot belang voor de ontwikkeling van de kinderen dat de huidige spanningen afnemen en dat de kinderen rust en veiligheid ervaren. Gelet op de ernst van de zorgen acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor langere duur noodzakelijk.
5.3.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 5 juni 2024 tot 5 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 12 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.