ECLI:NL:RBDHA:2024:9397
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingediend door eiser, die zich richtte tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn asielaanvraag op 27 augustus 2022 ingediend, waarna de Staatssecretaris op 19 oktober 2022 Oostenrijk verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Dit verzoek werd door Oostenrijk op 31 oktober 2022 geaccepteerd, wat betekende dat Nederland uiterlijk zes maanden na deze datum, dus op 1 mei 2023, verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, maar dat eiser zijn beroep prematuur heeft ingesteld. Dit is het gevolg van het feit dat op 27 september 2022 een besluit van kracht werd dat de beslistermijnen voor asielaanvragen die nog niet waren verstreken met negen maanden verlengde. Hierdoor was de termijn voor de beslissing op de aanvraag van eiser nog niet verstreken op het moment dat hij de ingebrekestelling indiende. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.