ECLI:NL:RBDHA:2024:9382
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens procedurele beslissing en gebrek aan vooringenomenheid
Op 18 juni 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe. Het wrakingsverzoek was ingediend op 4 juni 2024, naar aanleiding van een procedurele beslissing van de kantonrechter om een zitting niet te verplaatsen. De verzoeker, die vanwege ziekte niet aanwezig kon zijn, had verzocht om een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaak, waarin hij een verzoekschrift had ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De kantonrechter had echter geweigerd om de zaak aan te houden, wat de verzoeker als een schending van de beginselen van goede rechtspraak beschouwde.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De beslissing van de kantonrechter om de zitting niet te verplaatsen werd beschouwd als een procedurele beslissing, die volgens het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet kan leiden tot wraking. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bewijs was van vooringenomenheid en dat het niet ongebruikelijk is dat een derde uitstelverzoek wordt afgewezen, vooral als eerdere verzoeken om uitstel al waren gedaan. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler was aanwezig bij de uitspraak, die werd gedaan door de rechters S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis-Evers.