ECLI:NL:RBDHA:2024:9382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/09/667271 / KG RK 24-839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens procedurele beslissing en gebrek aan vooringenomenheid

Op 18 juni 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe. Het wrakingsverzoek was ingediend op 4 juni 2024, naar aanleiding van een procedurele beslissing van de kantonrechter om een zitting niet te verplaatsen. De verzoeker, die vanwege ziekte niet aanwezig kon zijn, had verzocht om een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaak, waarin hij een verzoekschrift had ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De kantonrechter had echter geweigerd om de zaak aan te houden, wat de verzoeker als een schending van de beginselen van goede rechtspraak beschouwde.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De beslissing van de kantonrechter om de zitting niet te verplaatsen werd beschouwd als een procedurele beslissing, die volgens het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet kan leiden tot wraking. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bewijs was van vooringenomenheid en dat het niet ongebruikelijk is dat een derde uitstelverzoek wordt afgewezen, vooral als eerdere verzoeken om uitstel al waren gedaan. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler was aanwezig bij de uitspraak, die werd gedaan door de rechters S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis-Evers.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/50
zaak- /rekestnummer: C/09/667271 / KG RK 24-839
Beslissing van 18 juni 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 4 juni 2024 een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 10846620 / RP VERZ 23-50705 tussen verzoeker en de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie en Veiligheid), hierna: de hoofdzaak. In de hoofdzaak heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De mondelinge behandeling van de hoofdzaak zou plaatsvinden op 4 juni 2024.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
“Hierbij wraak ik de rechter in de bovengenoemde zaak.
Vanwege ziekte kan ik niet aanwezig zijn bij de mondelinge behandeling en heb verzocht een nieuwe datum te plannen.
Deze rechter weigert de zaak aan te houden en een nieuwe datum te plannen.
Ziekte is een legitieme reden om uitstel te vragen.
Deze rechter heeft via de mail van [naam] laten weten de mondelingen behandeling door te laten gaan.
De rechter verwijst dat er geen onderbouwing van ziekte is. Toch heb ik aangegeven dat de Ziekte van Crohn opleeft, hoofdpijn met steken in het hoofd, constant moeten braken, en vlekken voor de ogen krijg, daarnaast is de woordenschat ingekrompen, dit is het gevolg, de naweeën van een herseninfarct en komt op zulke momenten naar boven.
(…)
Hiermee wordt mij, door deze rechter de grondbeginselen van goede rechtspraak ontnomen, hoor en wederhoor.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Naar de wrakingskamer uit het wrakingsverzoek begrijpt is verzoeker van mening dat de kantonrechter vooringenomen is, omdat zij weigert de mondelinge behandeling van de hoofdzaak te verplaatsen.
3.3.
Een beslissing om een zitting al dan niet te verplaatsen is een procedurele rechterlijke beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Alleen als de motivering van die (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat hiervan sprake is, is echter niet gebleken. Het is niet ongebruikelijk dat als een zitting al twee keer eerder is uitgesteld wegens ziekte van verzoeker een derde uitstelverzoek wordt afgewezen. De kantonrechter dient immers ook toe te zien op een vlotte voortgang van de procedure. De wrakingskamer is van oordeel dat de kantonrechter met deze procedurele beslissing geen blijk heeft gegeven van (de schijn van) vooringenomenheid en zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.