ECLI:NL:RBDHA:2024:9379

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
24/3675
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ROV-3 maatregel opgelegd door het COA aan eiser wegens niet voldoen aan de meldplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) beoordeeld. Eiser had op 21 februari 2024 een ROV-3 maatregel opgelegd gekregen, wat inhoudt dat zijn leefgeld gedurende vier weken werd ingehouden. De rechtbank heeft op 12 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het COA aanwezig was. Eiser stelde dat hij niet aan de meldplicht had voldaan op 15 februari 2024, omdat hij dacht dat hij een tandartsafspraak had in Groningen, terwijl deze afspraak eigenlijk op 29 februari 2024 was. Eiser betoogde dat zijn niet-naleving van de meldplicht het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

De rechtbank oordeelt dat het COA de ROV-3 maatregel terecht heeft opgelegd. Eiser had in het verleden al meerdere keren de meldplicht gemist, en het COA had hem herhaaldelijk gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De rechtbank stelt vast dat eiser niet tijdig heeft aangegeven dat hij naar de tandarts ging en dat hij geen bewijs heeft geleverd voor zijn afwezigheid. De rechtbank concludeert dat het COA de maatregel conform het beleid heeft opgelegd en dat de motivering deugdelijk is. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/3675

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: dhr. [naam 2]),
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COA

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het COA van 21 februari 2024 om aan eiser een ROV-3 maatregel op te leggen. Die maatregel houdt in dat het COA gedurende vier weken het leefgeld van € 14,47 per week inhoudt.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het COA deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit om een ROV-3 maatregel op te leggen aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht COA het niet voldoen aan de meldplicht aan eiser verwijten en de maatregel opleggen?
4. Eiser heeft niet aan de meldplicht voldaan. Zijn zoon, [naam 2], treedt op als de gemachtigde van eiser in de correspondentie met het COA. Daarin is namens eiser aangevoerd dat hij op 15 februari 2024 niet aan de meldplicht heeft voldaan, omdat hij dacht dat hij een tandartsafspraak in Groningen had. Het COA heeft geen contract met tandartsen in Uithuizen, waardoor hij naar Groningen moest. Volgens eiser maakte de reistijd tussen Uithuizen en Groningen het praktisch onmogelijk om zich op tijd te melden bij het COA. Door een miscommunicatie is eiser op 15 februari 2024 naar de tandarts gegaan, terwijl de afspraak eigenlijk gepland stond op 29 februari 2024. Eiser stelt dat het niet voldoen aan de meldplicht op 15 februari 2024 het gevolg is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en dat dit niet heeft gelegen aan zijn nalatigheid.
4.1.
Het COA heeft erop gewezen dat eiser voor de vierde keer de meldplicht heeft gemist. Het COA heeft daarom geconcludeerd dat een ROV-3 maatregel de juiste maatregel en conform het beleid is. Daarbij legt het COA uit dat eiser in het verleden is gewezen op het beleid, zowel per e-mail als in gesprek. De gedragingen van eiser zijn volgens het COA wat betreft aard en omvang zodanig ernstig dat de opgelegde maatregel gerechtvaardigd is.
4.2.
Op grond van de artikelen 9, 10 en 19 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005 (Rva 2005) kan de wekelijkse financiële toelage van asielzoekers worden ingetrokken als de huisregels niet worden nageleefd. Daaronder valt, blijkens de huisregels van het COA, het voldoen aan de meldplicht. Indien de betrokkene een goede reden heeft om niet aan de meldplicht te voldoen, dan moet dat volgens de huisregels vooraf worden besproken en kan gevraagd worden om bewijsdocumenten waaruit een eventuele geldige reden blijkt.
4.3.
Vast staat dat eiser niet heeft voldaan aan de meldplicht op 15 februari 2024. De rechtbank stelt verder vast dat het COA heeft gehandeld in overeenstemming met het COA Maatregelenbeleid. Aan eiser is immers na de eerste keer van het missen van de meldplicht een waarschuwing gegeven. Eiser heeft zich vervolgens bij herhaling periodiek wel en niet gemeld, waarbij het maatregelenbeleid aangeeft dat in dat geval een maatregel wordt opgelegd. Daarbij moet wel een maatregelgesprek worden gehouden; dat gesprek heeft plaatsgevonden op 16 februari 2024. Eiser heeft nu voor de vierde keer de meldplicht gemist. Het COA had (conform het beleid) na het missen van de meldplicht op 6 januari 2024 eiser kunnen uitschrijven van de opvang; het COA heeft dat toen niet gedaan. Verder heeft het COA meermaals aan eiser aangegeven dat hij bij de meldplicht aanwezig moet zijn en wat de consequenties kunnen zijn van het missen daarvan. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat het COA de ROV-3 maatregel conform het beleid heeft opgelegd en deugdelijk heeft gemotiveerd.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hem niet kan worden verweten dat hij niet aan de meldplicht heeft voldaan op 15 februari 2024. Zoals het COA ook heeft aangegeven, kon eiser bij een medische afspraak een bewijsstuk daarvan overleggen, zodat hij vrijstelling kon krijgen van de meldplicht. In dit geval echter heeft eiser niet tijdig laten weten dat hij naar een tandartsafspraak ging en daarnaast bleek die afspraak niet op 15 februari 2024 te zijn. De rechtbank is, net als het COA, van oordeel dat nu eiser op de hoogte is gesteld van de huisregels en de mogelijkheid tot aanvragen van ontheffing, het ook op de weg van eiser had gelegen om op de juiste manier ontheffing van de meldplicht te vragen. Verder heeft eiser geen onderbouwing gegeven van de gestelde miscommunicatie met de tandarts. De rechtbank ziet tot slot ook geen omstandigheden die zouden maken dat de aan eiser opgelegde maatregel disproportioneel zou zijn. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.