ECLI:NL:RBDHA:2024:9361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/09/665443 / JE RK 24-802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 mei 2024 een verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp afgewezen. Het verzoek was ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die in een gesloten accommodatie verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vereisten voor een gesloten machtiging niet meer voldaan zijn, aangezien er geen zicht is op een passende vervolgplek en de huidige situatie in de gesloten accommodatie niet meer effectief is. De kinderrechter heeft grote zorgen over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige], die al bijna vijf jaar in een gesloten setting verblijft zonder adequate behandeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat het doel van een gesloten machtiging niet kan zijn om een kind enkel op te sluiten zonder behandeling. Ondanks de afwijzing van het verzoek, heeft de kinderrechter het belang van een goede samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de moeder van [minderjarige] onderstreept, om zo een nieuw plan voor de toekomst van [minderjarige] te ontwikkelen. De kinderrechter hoopt dat de nieuwe voogd, die recent is aangesteld, actief zal bijdragen aan een positieve ontwikkeling voor [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/665443 / JE RK 24-802
Datum uitspraak: 23 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. P. Drenth te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 april 2024;
- het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling, ontvangen op 2 mei 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 6 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [minderjarige] ;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] niet naar zijn mening kunnen vragen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] wel juist is opgeroepen. Op 21 mei 2024 heeft [de accommodatie] telefonisch bericht dat [minderjarige] was weggelopen.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 14 september 2021 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
2.2.
[minderjarige] verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij [de accommodatie] .
2.3.
Ten tijde van de zitting en uitspraak is [minderjarige] weggelopen bij [de accommodatie] . Het is onbekend waar hij verblijft.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van één jaar.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] nog langer gesloten geplaatst blijft. De afgelopen tijd is een stagnatie te zien in zijn ontwikkeling. [minderjarige] is meermaals weggelopen en op [de accommodatie] hebben er heftige incidenten plaatsgevonden, waarbij hij groepsgenoten en groepsleiding heeft bedreigd. Daarnaast hebben ook fysieke escalaties plaatsgevonden, waarbij [minderjarige] langdurig moest worden gefixeerd. [minderjarige] laat complex gedrag zien, waarbij hij een gevaar is voor zichzelf en anderen. Een plek in een open voorziening is daarom niet passend en gewenst. [minderjarige] wil bij de moeder wonen, maar gezien de veiligheidsrisico’s kan de gecertificeerde instelling daar nu niet achter staan. De moeder kan onvoldoende aansluiten bij de intensieve opvoedbehoefte van [minderjarige] en staat niet open voor hulpverlening. Daarbij heeft de gecertificeerde instelling ter zitting ook haar zorgen geuit over [minderjarige] als hij bij de moeder verblijft. Zo heeft [minderjarige] de laatste keer toen hij is weggelopen ook bij de moeder verbleven en is toen teruggevonden terwijl hij verschillende messen bij zich had. Ondanks deze grote zorgen, zal de komende periode wel onderzocht moeten worden wat de mogelijkheden zijn voor het verblijf van [minderjarige] bij de moeder. Onderzocht moet worden wat het minst schadelijk is: wonen bij de moeder met het risico op onveiligheid voor [minderjarige] en anderen of nog langere tijd doorbrengen in geslotenheid, waarvan ook gezien wordt dat [minderjarige] stagneert. [de accommodatie] heeft te kennen gegeven dat zij [minderjarige] niet meer de juiste zorg en begeleiding kunnen bieden. Door de vele confrontaties met groepsgenoten verblijft hij op een aparte vleugel op [de accommodatie] afgezonderd van de groep. [de accommodatie] ziet ook geen mogelijkheden meer om nog andere behandelingen aan te bieden en zij hebben contact gehad met andere gesloten instellingen voor een eventuele overplaatsing van [minderjarige] . Daarnaast is ook de gecertificeerde instelling op zoek naar een andere gesloten instelling waar [minderjarige] ter overbrugging tot een passende vervolgplek kan worden geplaatst. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat [instelling] [minderjarige] heeft afgewezen. De afdeling gesloten plaatsingen van de gecertificeerde instelling gaat nu naar andere plaatsingen kijken. Voor het vinden van een passende vervolgplek na de gesloten plaatsing is het van groot belang dat het nieuwe persoonlijkheidsonderzoek – dat door [de accommodatie] wordt afgenomen - wordt afgerond, zodat dit handvatten biedt om [minderjarige] de juiste zorg te bieden en zodat een CIZ-aanvraag kan worden gedaan voor deze vervolgplek. Voor deze vervolgplek wordt gedacht aan een beschermd wonen/SVLVG plek. Wat het lastig maakt is dat [minderjarige] pas voor deze plekken in aanmerking komt als hij 17,5 jaar is. De gecertificeerde instelling wil daarom inzetten op een maatwerkcontract, waardoor [minderjarige] al eerder op deze plek kan gaan verblijven. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling erkent dat het op dit moment veel te lang duurt voordat er iets gebeurd en dat vanuit de gecertificeerde instelling veel strakkere regievoering nodig is. Er is recent een nieuwe voogd voor [minderjarige] gekomen die voortvarend aan de slag zal gaan.

4.De standpunten

4.1.
Namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. Primair wordt verzocht het verzoek af te wijzen. De juridische basis voor de gesloten plaatsing ontbreekt. Zoals ook in de beschikking van 22 januari 2024 is aangegeven kan het NIFP-rapport niet meer dienen als basis voor het nemen van beslissingen. De gecertificeerde instelling verwijst hier echter wel naar in het verzoek. Het blijft voor [minderjarige] lastig dat nog steeds wordt voortgeborduurd op dit oude NIFP-rapport en hij constant één op één begeleiding heeft. De gedragswetenschapper heeft opgeschreven dat [minderjarige] op dit moment stilstaat dan wel achteruit gaat. De vraag is dan ook of de zorg zoals die nu wordt geboden wel de juiste zorg is voor [minderjarige] .. [minderjarige] wil naar een andere plek waar hij de hulp kan krijgen de hij nodig heeft en stappen naar de toekomst kan zetten. Voor [minderjarige] is [de accommodatie] een uitzichtloze situatie en hij ziet geen licht aan het einde van de tunnel. Daarbij merkt de advocaat nog op dat er veel wordt vermoed wat [minderjarige] doet als hij niet op [de accommodatie] verblijft, maar dit blijven vermoedens en het is niet duidelijk wat hij daadwerkelijk doet als hij niet op de groep is. Subsidiair wordt verzocht de duur van de machtiging te bekorten tot maximaal drie maanden. Hierdoor is er nog sprake van enig perspectief voor [minderjarige] , blijft de druk hoog en wordt voorkomen dat verschillende partijen naar elkaar blijven wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Een machtiging gesloten jeugdhulp kan alleen worden verleend als de kinderrechter van oordeel is dat verlening van de jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarig naar volwassenheid ernstig belemmeren en het verblijf in de gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Daar komt bij dat er geen andere minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. De kinderrechter is van oordeel dat in het geval van [minderjarige] niet wordt voldaan aan de voorgaande vereisten en zij zal daarom het verzoek afwijzen. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
[minderjarige] heeft een sterk belast verleden en heeft al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Er is sprake van complexe meervoudige problematiek, waarbij er grote zorgen zijn over het gedrag en de emotieregulatie van [minderjarige] . Op dit moment verblijft [minderjarige] daarom al bijna vijf jaar – met een korte onderbreking op een open groep - in een gesloten setting. Dit is een zorgelijke en schrijnende situatie. Hoewel uit de stukken en vorige beschikkingen blijkt dat al sinds 2022 naar voren wordt gebracht dat de gecertificeerde instelling op zoek gaat naar een plek voor [minderjarige] in een SVLVG-setting is er tot op heden geen concreet perspectief voor [minderjarige] op een passende vervolgplek. Reeds bij de beschikking van 24 oktober 2023 wordt door de kinderrechter vastgesteld dat er geen vervolgperspectief is en dat de situatie volledig is vastgelopen. Het is invoelbaar dat dit gebrek aan perspectief heeft geleid tot grote moedeloosheid en verzet tegen de hulpverlening en het verblijf in geslotenheid bij [minderjarige] . De impasse die is ontstaan is op dit moment nog steeds niet doorbroken. Niet alleen is er op dit moment namelijk geen concreet zicht op een vervolgplek voor [minderjarige] ná de gesloten plaatsing, maar lijkt er op dit moment ook geen geschikte plek voor [minderjarige] binnen de kaders van geslotenheid. [de accommodatie] , waar [minderjarige] de afgelopen twee jaar in geslotenheid verblijft, heeft te kennen gegeven dat zij niet langer de zorg en begeleiding kunnen bieden die [minderjarige] nodig heeft. Zoals de kinderrechter uit de stukken en het besprokene ter zitting afleidt, ontvangt [minderjarige] op [de accommodatie] geen behandeling meer, is hij afgezonderd van de groep, heeft hij geen dagbesteding en verblijft hij bijna 24 uur per dag op zijn kamer. De kinderrechter heeft dan ook grote zorgen over de huidige invulling van de gesloten machtiging. Deze zorgen lijkt de gecertificeerde instelling zelf ook te zien en zij benoemd in haar plan van aanpak van 2 mei 2024 dat als er geen passende vervolgplek wordt gevonden voor [minderjarige] , hij op deze wijze geen menswaardig bestaan kan leiden. Het lijkt dus duidelijk dat alle betrokkenen, inclusief de gedragswetenschapper, er over eens zijn dat de plek op [de accommodatie] niet langer houdbaar is, maar op dit moment is er geen reëel zicht op een andere plek in geslotenheid. [instelling] heeft te kennen gegeven dat een plaatsing bij hen niet mogelijk is en andere mogelijke gesloten plaatsingen moeten nog worden onderzocht. Dit betekent dat zodra [minderjarige] weer terecht is, hij opnieuw op [de accommodatie] zal verblijven met dezelfde regels en in dezelfde setting. Het doel van deze gesloten plaatsing ziet dan niet langer op behandeling en het verbeteren van de problemen van [minderjarige] , maar lijkt slechts te zien op het opsluiten van [minderjarige] om zo zichzelf en anderen te beschermen. Door de gecertificeerde instelling is nog aangegeven dat het voor het verkrijgen van een indicatie voor een vervolgplek voor [minderjarige] van belang is dat een nieuwe persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen. De gecertificeerde instelling erkent echter ook dat zij acties heeft laten liggen om tot eerdere afronding van het persoonlijkheidsonderzoek te komen. De motivatie van [minderjarige] om mee te werken aan het persoonlijkheidsonderzoek is hierdoor begrijpelijkerwijs afgenomen. Het is dan ook maar zeer de vraag, zoals ook door de gecertificeerde instelling wordt erkend, of het persoonlijkheidsonderzoek binnen de gesloten setting van de grond komt. Door de wijze waarop de maatregel op dit moment wordt uitgevoerd is hij volgens de kinderrechter niet meer effectief en dus niet meer geschikt om de problemen van [minderjarige] aan te pakken. Nooit kan een gesloten machtiging tot doel hebben dat een kind enkel -in afzondering- opgesloten zit en geen behandeling krijgt. Naar het oordeel van de kinderrechter wordt dan ook niet meer voldaan aan de wettelijke eis dat het verblijf in de gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt moet zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de hulpverlening of door anderen wordt onttrokken.
5.3.
Ondanks dat de kinderrechter dus van oordeel is dat er niet langer wordt voldaan aan de vereisten voor een gesloten machtiging, ziet zij zichzelf wel ook voor een groot dilemma gesteld. Het is duidelijk dat er forse zorgen zijn over het gedrag, de emotieregulatie en de ontwikkeling van [minderjarige] . Door dit gedrag heeft [minderjarige] zichzelf en anderen al meerdere keren in onveilige en gevaarlijke situaties gebracht. Het is daarbij duidelijk dat [minderjarige] passende hulp en begeleiding nodig heeft. Uit de stukken blijkt dat [minderjarige] , als hij niet op [de accommodatie] verblijft, veelal bij zijn moeder wordt teruggevonden. Het is dan ook niet ondenkbaar dat [minderjarige] , door het afwijzen van de gesloten machtiging, bij de moeder gaat wonen. Hoewel de kinderrechter met de gecertificeerde instelling van oordeel is dat het verblijf van [minderjarige] bij de moeder ook niet ideaal is, gezien zijn forse opvoedbehoefte, de hulp en behandeling die hij nodig heeft en het feit dat de moeder afwijzend staat tegenover hulpverlening, zal dit op de korte termijn mogelijk wel de realiteit zijn. Naar het oordeel van de kinderrechter is het dan ook van groot belang dat de gecertificeerde instelling – vanuit hun voogdijrol - alles op alles zet om toch in contact te komen met de moeder en [minderjarige] om vanuit de nieuwe realiteit die is ontstaan, zonder de gesloten machtiging, een nieuw plan voor [minderjarige] te gaan maken voor de toekomst. Doordat [minderjarige] niet langer in een, zoals hij zelf ook eerder heeft genoemd, uitzichtloze situatie verblijft, waar hij aan wil ontsnappen, hoopt de kinderrechter dat er bij [minderjarige] mogelijk ook een ingang ontstaat – of de deur op een kier komt - voor het maken van nieuwe afspraken en het mogelijk accepteren van hulp en behandeling. In het verleden zijn er immers ook periodes geweest waarin [minderjarige] open stond voor begeleiding en hij een positieve ontwikkeling liet zien. Hiervoor is nodig, zoals ook door de gedragswetenschapper aangegeven, dat er een vaste voogd voor [minderjarige] komt, die zich met collega’s actiever inzet voor de opgroeisituatie van [minderjarige] . De kinderrechter hoopt dat de nieuwe voogd, die ter zitting heeft toegezegd voortvarend te werk te zullen gaan, tot een goede en vruchtbare samenwerking met [minderjarige] zal komen en dat voorzichtig weer de eerste stappen kunnen worden gezet naar een positieve toekomst voor [minderjarige] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven op 23 mei 2024 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 5 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.