ECLI:NL:RBDHA:2024:936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
09/138795-21; 09/100659-23 en 09/174070-21 (tul); 09/297378-23 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in meervoudige strafzaak met diverse tenlasteleggingen waaronder poging tot doodslag, afpersing en belaging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer. De verdachte is vrijgesproken van een poging tot doodslag en vernieling, omdat de rechtbank op camerabeelden niet kon vaststellen dat de verdachte opzettelijk in de richting van een verbalisant had gereden. Echter, de verdachte is wel schuldig bevonden aan vijf andere strafbare feiten, waaronder het belagen van haar ouders en een poging tot afpersing van haar opa en moeder. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 180 uren voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden. Tevens is er een contactverbod opgelegd met de ouders van de verdachte op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een deel van de feiten bekend en spijt betuigd, maar de rechtbank oordeelt dat de bewezen feiten een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers vormen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de benadeelde partij immateriële schade had geleden door de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/138795-21; 09/100659-23 en 09/174070-21 (tul); 09/297378-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 30 januari 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting heeft de raadsvrouw te kennen gegeven dat de verdachte momenteel in transitie van man naar vrouw zit en graag als vrouw wordt aangesproken. Gelet hierop zal de rechtbank in dit vonnis, met uitzondering van de tenlastelegging, de gebruikte bewijsmiddelen en de bewezenverklaring, gebruik maken van vrouwelijke persoonlijke voornaamwoorden wanneer zij naar de verdachte verwijst.
Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. S.K. den Hartogh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

parketnummer 09/138795-21 (hierna dagvaarding I)
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 januari 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 november 2019 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Skoda Octavia, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 12 november 2019 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een motorvoertuig (met verhoogde snelheid) op die [slachtoffer 6] in is gereden, althans in de richting van die [slachtoffer 6] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden :
hij op of omstreeks 12 november 2019 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een motorvoertuig op die [slachtoffer 6] in te rijden, althans in de richting van die [slachtoffer 6] te rijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden :
hij op of omstreeks 12 november 2019 te ’s-Gravenhage zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of ter vergewissing van de naleving van de voorschriften van de Wegenverkeerswet 1994, door met een motorvoertuig op die [slachtoffer 6] in te rijden, althans in de richting van die [slachtoffer 6] te rijden.
parketnummer 09/100659-23 (hierna dagvaarding II)
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur van perceel [adres 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer 3] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem (via WhatsApp) de woorden toe te voegen: vieze aap, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 4 november 2022 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van 2500 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] , toebehoorde(n), zich heeft voorgedaan als ontvoerder en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] via Whatsapp de volgende berichten heeft verzonden:
- 2500 cash en/of
- [adres 3] !!! Voor 12 uur morgen ochtend en/of
- komt u betalen en/of
- of mag hij onthoofd worden en/of
- als er geen losgeld komt en/of
- zijn kop rolt en/of
- doen we niet moeilijk over plasje bloed meer of minder,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur en/of een raam behorende bij perceel [adres 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
parketnummer 09/297378-23 (hierna dagvaarding III)
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 20 februari 2023 tot en met 30 september 2023 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] , immers heeft verdachte:
- hem/haar/hen veelvuldig, althans meerdere malen, gebeld;
- hem/haar/hen veelvuldig, althans meerdere malen, (via whatsapp) tekstberichten gestuurd;
- veelvuldige, althans meerdere malen, getracht via whatsapp een spraakgesprek en/of videogesprek met hem/haar/hen te starten;
- meerdere malen voiceberichten en/of filmpjes naar hem/haar/hen gestuurd;
- via facebook (op o.a. de openbare pagina van de werkgever van [slachtoffer 1] ) belastende berichten geplaatst over die [slachtoffer 1] ;
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
Inzake dagvaarding I heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten.
Inzake dagvaarding II heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Inzake dagvaarding III heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van dagvaarding I heeft de raadsvrouw zich aangaande het onder 1 ten laste gelegde feit met betrekking tot de bewijsvraag aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Aangaande het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair, impliciet subsidiair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van dagvaarding II heeft de raadsvrouw zich aangaande de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten met betrekking tot de bewijsvraag aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Aangaande de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van dagvaarding III heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op vrees aanjagen. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich met betrekking tot de bewijsvraag aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3.
Vrijspraak
Dagvaarding I feit 2
De rechtbank is in overeenstemming met de standpunten van de raadsvrouw van oordeel dat het bij dagvaarding I onder 2 primair, impliciet subsidiair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank neemt op de beschikbare camerabeelden waar dat de verdachte, nadat zij is klemgereden, alsnog wegrijdt van de politie. Verbalisant [slachtoffer 6] staat op het moment van wegrijden aan de rechterzijde naast de auto van de verdachte. De verdachte stuurt bij het wegrijden licht naar rechts om langs de voorste politieauto te kunnen rijden. Zij beweegt haar auto behoedzaam naar voren en meerdert pas vaart op het moment dat de verbalisant opzij is gestapt en de weg geheel vrij is om haar weg te kunnen vervolgen. Van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisant – al dan niet in voorwaardelijke zin – is naar het oordeel van de rechtbank dan ook in ieder geval geen sprake. .
Voor zowel het primair, impliciet subsidiair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde geldt dat naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst moet worden bewezen dat de verdachte in de richting van verbalisant [slachtoffer 6] heeft gereden. Aangezien de rechtbank op de beelden waarneemt dat de verdachte vooruit rijdt terwijl de verbalisant niet voor, maar naast zijn auto staat, zal de rechtbank de verdachte integraal vrijspreken van het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde.
Dagvaarding II feit 4
In overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het bij dagvaarding II onder 4 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigd is bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag , district Den Haag -West, met bijlagen, niet doorgenummerd (81 pagina’s).
Feit 1
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 bewezen te verklaren feit van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw met betrekking tot dit feit geen vrijspraak bepleit.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 25 november 2019 (p. 7-9).
2. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2024.
Dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers [proces-verbaal nummer 2] , [proces-verbaal nummer 3] , [proces-verbaal nummer 4] , [proces-verbaal nummer 5] , [proces-verbaal nummer 6] , [proces-verbaal nummer 6] , [proces-verbaal nummer 7] , [proces-verbaal nummer 8] en [proces-verbaal nummer 9] van de politie eenheid Den Haag , met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 96).
Feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 1 november 2022, voor zover inhoudende (p. 15-16):
Ik ben huurder van een woning in de [adres 2] te 's-Gravenhage. Ik huur de studio van woningbouwvereniging [slachtoffer 2] . Ik doe dan ook aangifte namens [slachtoffer 2] .
Op 31 oktober 2022 hoorde ik een harde trap tegen mijn voordeur, gevolgd door meerdere trappen en bonken. Ik hoorde iemand iets brabbelen. Ik opende de voordeur en ik zag [verdachte] staan. De voordeur is door het getrap en gebonk vernield. De voordeur is ontzet en het slot is kapot.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 10 november 2022, voor zover inhoudende (p. 30):
Adres: [adres 4] .
Op 31 oktober 2022 hoorde ik een hele harde knal. Ik hoorde dat de knal beneden was. Ik ben hierna naar de trap gelopen. Ik zag iemand de trap oplopen. Ik zag dat dit [verdachte] was.
3. De eigen waarneming van de rechtbank ter zake van de foto’s op pagina’s 22 tot en met 24 van het dossier, gedaan op de terechtzitting van 16 januari 2024, voor zover inhoudende:
De rechtbank ziet een sleutelgat in een deur. Naast het sleutelgat zijn een scheur en een deuk zichtbaar.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2024, voor zover inhoudende:
Ik heb tegen de deur geschopt.
Feit 2
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding II onder 2 bewezen te verklaren feit van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw met betrekking tot dit feit geen vrijspraak bepleit.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 1 november 2022 (p. 15-17).
2. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2024.
Feit 3
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , opgemaakt op 4 november 2022, voor zover inhoudende (p. 32):
Op 4 november 2022 kreeg ik van een onbekend telefoonnummer [telefoonnummer 1]
allemaal berichten. De berichten vroegen naar opa en kwamen erop neer dat ik 2.500 euro moest geven op een bepaalde locatie voor een bepaalde datum. In de berichten wordt dreigende taal geuit dat als ik het geld niet betaal [verdachte] iets wordt aangedaan. De bedreigingen bestaan onder andere uit: zijn kop rolt, of hij mag onthoofd worden.
2. Het geschrift, te weten de aan [slachtoffer 4] via WhatsApp verstuurde tekstberichten vanaf het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] , voor zover inhoudende (p. 38-39):
2500 euro cash
[adres 3] !!! Voor 12 uur morgen ochtend
Komt u betalen
Of mag hij onthoofd worden
Zijn kop rolt
Als er geen losgeld komt
Doen we niet moeilijk over plasje bloed meer of minder
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , opgemaakt op 20 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 66-67):
Op 4 november 2022 ontving ik meerdere WhatsApps op mijn mobiele telefoon. Ik zag het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ik zag dat in de WhatsApps werd gezegd dat mijn zoon was ontvoerd en dat er geld moest worden betaald om hem vrij te krijgen. Wij zouden 2500 euro moeten betalen om hem terug te krijgen.
4. Het geschrift, te weten de aan [slachtoffer 5] via WhatsApp verstuurde tekstberichten vanaf het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] , voor zover inhoudende (p. 69):
Zijn kop rolt
Als er geen losgeld komt
Doen we niet moeilijk over een plasje bloed meer of minder
2500 euro cash
[adres 3] !!! Voor 12 uur morgen ochtend
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 20 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 70):
Ik wil een getuige verklaring afleggen die te maken heeft met de afpersing die [verdachte] heeft gepleegd op 4 november 2022.
Het volgende gebeurde op 5 november 2022:
Ik vroeg hem heb jij die berichten naar opa en je vader gestuurd?
[verdachte] heeft mij gebeld. Hij zei ja dat heb ik gestuurd.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 61):
Uit een analyse van de verkregen historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd duidelijk dat:
- de simkaart van telefoonnummer [telefoonnummer 1] ten tijde van de verstuurde berichten was geplaatst in een telefoontoestel voorzien van [nummer 1] ;
- er alleen op 4 november 2022 verkeersgegevens waren geregistreerd waarbij de simkaart in een telefoontoestel was geplaatst;
- ten tijde van de geregistreerde verkeersgegevens op 4 november 2022 een basisstation werd bereikt waarbij het woonadres van [getuige 2] binnen het
theoretisch bereik van dit basisstation is gelegen.
Uit onderzoeksgegevens blijkt dat:
- er in het telefoontoestel voorzien van [nummer 1] ten tijde van de verkregen historische verkeersgegevens vier (4) simkaarten (telefoonnummers) geplaatst zijn geweest;
- drie (3) van de vier (4) telefoonnummers een connectie, dan wel indirecte
connectie hebben met [getuige 2] ;
- het telefoontoestel voorzien van [nummer 1] ten tijde van de
geregistreerde verkeersgegevens alleen een basisstation bereikt waarbij het
woonadres van [getuige 2] binnen het theoretisch bereik van dit basisstation is gelegen.
Dagvaarding III
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] , van de politie eenheid Den Haag , met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 122).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , opgemaakt op 16 april 2023, voor zover inhoudende (p. 6-7):
In juni 2022 zijn wij verhuist naar de Gemeente Zoetermeer.
Op 20 februari 2023 uur kreeg ik een WhatsApp berichtje van [verdachte] . In dit berichtje stond: Wat heb jij tegen transgender, dat jij mij zo bedreigd, via mijn adres, via de post, is dit van jou?
[verdachte] begon weer met regelmaat contact met ons op te nemen.
Op 4 maart 2023 werd ik gebeld door een privé nummer. Ik heb opgenomen, omdat ik niet wist wie het was. Ik hoorde de stem van [verdachte] aan de andere kant van de lijn.
Op donderdag 20 maart 2023, heeft [verdachte] mij 13x gebeld.
Op dinsdag 4 april 2023, heeft [verdachte] mij meerdere keren gebeld.
Op woensdag 12 april 2023, heeft [verdachte] mij meerdere keren gebeld.
Op dinsdag 4 april 2023, zag in een WhatsApp bericht van [verdachte] dat hij langs onze nieuwe woning is gereden. Ik zag een plattegrond.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 10 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 26, 28)
Vanaf juni 2021 hebben wij besloten dat wij geen contact meer met [verdachte] wilden.
Het stalken bestaat uit bellen, appen en facebookverzoeken. Daarnaast maakte [verdachte] vervelende opmerkingen bij de Facebookpost van mijn werkgever. Die opmerkingen gingen dan over mij.
3. Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 september 2023, voor zover inhoudende (p. 69-71):
Op 16 april 2023 nam ik de aangifte op van aangever [slachtoffer 5] . Naar aanleiding van deze aangifte overhandigde de aangever mij een USB Stick.
Ik opende de USB stick en zag dat de berichten waren onderverdeeld in [aangever] en [slachtoffer 1] . Dit zijn de voornamen van vader en moeder van de zoon [getuige 2] .
Ik opende de map van [aangever] . Ik zag dat er documenten waren onderverdeeld in verschillende data. Ik zag meerdere screenshots van WhatsApp berichten onderverdeeld in verschillende data.
Op 20 februari 2023 zag ik dat aangever ( [aangever] ) 5 WhatsApp ( [telefoonnummer 3] ) berichten had ontvangen van haar zoon, [verdachte] . Ik zag een foto van een persoon, aangever herkend de foto op de WhatsApp als haar zoon.
Op 20 februari 2023 werd aangever meerdere malen gebeld op haar mobiele telefoon door een privé nummer en het telefoonnummer van haar zoon. Dat nummer is [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] .
Op 4 maart 2023 krijgt aangever 11 WhatsApp ( [telefoonnummer 3] ) berichten van haar zoon. Tussen de WhatsApp berichten zie ik ook gemiste spraak en video oproepen van zoon.
Op 4 maart 2023 werd aangever meerdere malen gebeld op haar mobiele telefoon door een privé nummer en het telefoonnummer van haar zoon. Dat nummer is [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] .
Op [geboortedatum 3] 2023 kreeg aangever 2 WhatsApp ( [telefoonnummer 3] ) berichten van haar zoon. Ook is er een gemiste spraakoproep te zien.
Op 9 maart 2023 kreeg aangever 2 WhatsApp ( [telefoonnummer 3] ) berichten van haar zoon.
20 maart 2023 kreeg aangever 1 WhatsApp ( [telefoonnummer 3] ) bericht van haar zoon. Ik zag ook een gemiste video oproep.
Op 20 maart 2023 meerder malen gebeld op mobiele telefoon van moeder door een privé nummer en 13 gemiste telefoonoproepen van het nummer [telefoonnummer 3] .
Op 4 april 2023 kreeg aangever meerdere WhatsApp ( [telefoonnummer 3] ) berichten van haar zoon. Ook is te zien dat ze meerdere malen via WhatsApp werd gebeld door hem. Ook werden er 11 berichten ingesproken. Ik zag ook meerdere gemiste spraak en video oproepen.
Op 4 april 2023 werd aangever meerdere malen gebeld op haar mobiele telefoon van een privé nummer en het nummer van haar zoon [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] .
Op 12 april 2023 werd aangever meerdere malen gebeld door een privé nummer en het nummer van haar zoon [telefoonnummer 3] .
Op 15 april 2023 zag ik een screenshot van een vriendschapsverzoek van haar zoon [verdachte] . Ook zag ik 3 WhatsApp gesprekken.
Op 16 april 2023 zag ik 3 WhatsApp gesprekken van haar zoon.
Op 4 juni 2023 zag ik 7 gemiste telefoongesprekken van het nummer [telefoonnummer 3] .
Op 4 juni 2023 zag ik een 3 gemiste telefoongesprekken van het nummer [telefoonnummer 3] en een gemiste telefoongesprek van het nummer [telefoonnummer 4] .
Op 4 juni 2023 zag ik 2 verwijderde berichten op WhatsApp, een gemiste spraakoproep en een gemiste spraakoproep, hierna volgen nog 5 berichten en een gemiste spraakoproep.
Op 5 juni 2023 zag ik 12 WhatsApp berichten die afkomstig zijn van de zoon.
Op 9 juni 2023 zag ik 7 WhatsApp berichten die afkomstig zijn van de zoon.
Op 1 juli 2023 werd aangever meerdere malen gebeld door het nummer [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] .
Op 3 juli 2023 werd aangeefster 3 keer gebeld door het nummer [telefoonnummer 7] .
Hierna opende ik de map van van [slachtoffer 1] . Ik zag dat er documenten waren onderverdeeld in data. Ik zie meerdere screenshots van WhatsApp berichten onderverdeeld in verschillende data.
Op 21 februari 2023 zag ik 4 verwijderde berichten en een gemiste spraakoproep via WhatsApp die gestuurd waren met het nummer + [telefoonnummer 5] .
Op 4 maart 2023 zag ik 27 berichten via WhatsApp en meerdere gemiste spraak en video oproepen.
Op 4 maart 2023 zag ik 28 gemiste telefoonoproepen, 3 gemiste audio oproepen en 4 gemiste video oproepen. Ik zag dat deze allemaal afkwamen van het nummer van [verdachte] + [telefoonnummer 6] .
Op [geboortedatum 3] 2023 zag ik 2 WhatsApp berichten die gestuurd zijn naar vader vanaf het telefoonnummer van [verdachte] + [telefoonnummer 6] .
Op 20 maart 2023 zag ik 1 WhatsApp bericht die gestuurd was naar de vader vanaf het telefoonnummer van [verdachte] + [telefoonnummer 6] en 1 gemiste video-gesprek.
Op 20 maart 2023 zag ik dat vader 2 keer anoniem gebeld is, 4 gemiste telefoonoproepen en een gemiste video WhatsApp bericht, afkomstig van [verdachte] + [telefoonnummer 6] .
Op 28 maart 2023 blijkt uit een WhatsApp gesprek dat zoon een GPS tracker in de oude auto heeft geplaatst. Ik zag dat er een kaartje als bericht was geplaatst in een WhatsApp gesprek met een route die schijnbaar afgelegd is door de auto van vader.
Op 4 april 2023 zag ik dat vader 25 gemiste telefoonoproepen, 9 gemiste ingesproken berichten en 7 gemiste spraak gesprekken had gemist, afkomstig van [verdachte] + [telefoonnummer 6] .
Op 4 april 2023 zag ik dat vader 8 gemiste telefoongesprekken en 7 gemiste video.
Op 16 april 2023 zag ik meerdere verwijderde WhatsApp gespreken en gemiste spraakgesprekken.
Op 19 april 2023 zag ik 5 WhatsApp berichten van de zoon.
Op 15 mei 2023 zag ik 7 WhatsApp berichten van de zoon
Op 4 juni 2023 zag 2 gemiste videogesprekken, een spraakbericht en 2 verwijderde berichten.
Op 4 juni 2023 zag ik 8 gemiste telefoongesprekken, 2 gemiste WhatsApp video gesprekken en een audio WhatsApp gesprek.
Op 5 juni 2023, zag ik 11 WhatsApp berichten van zoon.
Op 9 juni 2023, zag ik 8 WhatsApp berichten en 2 verwijderde berichten van zoon.
Op 2 juli, zag ik 2 gemiste telefoongesprekken.
Op 7 juli 2023, zag ik 2 gemiste spraakoproep en 2 gemiste video oproepen via WhatsApp. Ook waren er 9 berichten via WhatsApp berichten van zoon [verdachte] aan vader gericht.
4. Pv van bevindingen, opgemaakt op 2 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 110-111):
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
Op 1 oktober 2023 ontving ik een email van aangever [slachtoffer 1] .
In de mail las ik het volgende:
“Gisteren 30-09-2023 ben ik weer lastig gevallen door mijn zoon [verdachte] .
Onderstaand een opsomming van de gebeurtenissen:
- 35 maal gebeld
- Whatsapp berichten ontvangen
- Voicemail berichten ontvangen
- Belastende berichten geplaatst op mijn facebookpagina van mijn werkgever [naam 1]
- Belastende berichten geplaatst op mijn facebookpagina van mijn schoonzus [naam 2]
- Belastende berichten geplaatst op facebookberichten waarin ik getagd ben.”
Ik, verbalisant, zag dat er meerdere screenshots en geluidsbestanden in de bijlage waren bijgevoegd. In de bijlage zag ik het volgende:
Fotoblad 1 en 2:
27 gemiste oproepen van + [telefoonnummer 6] . Dit nummer staat in het beschikbare
politiesysteem bekend als het telefoonnummer van de verdachte in deze zaak, [verdachte] .
Fotoblad 3.
Ik zag dat de verdachte meerdere WhatsApp berichten naar aangever [slachtoffer 1] had gestuurd.
Ik zag dat de verdachte tijdens het sturen van deze WhatsApp berichten meerdere keren had geprobeerd te bellen.
Fotoblad 4, 5, 6, 7, 8 en 9.
Ik zag dat de verdachte bij meerdere posts van het Facebook profiel ' [naam 1] ', het persoonlijke profiel van de schoonzus van aangever [slachtoffer 1] en Facebookberichten waar aangever [slachtoffer 1] in is getagged, reacties had geplaatst. Ik zag dat deze reacties bestonden uit de volgende tekst: "Mijn vader probeerde mij vroeger te neuken in mijn 8 tot 15de levensjaar. Ik heb aangifte gedaan. Eindelijk had ik een sprankje hoop. Na al het leed wat hij mij dagelijks nog aandoet."
Geluidsbestand 6:
"Ik denk deze voicemail niet gezamenlijk ... onverstaanbaar... Zo slap ben je wel, slappe ziel als dat je bent. Maar ik zal je vertellen, je hoeft mij niets.... Jij bent degene die de verantwoordelijkheid voor dat ik geen ouders ... onverstaanbaar... Hoor je klootzak? Hé vind je dat zo leuk hé? Lafbek! Ik zie je nog wel”
5. Het geschrift, te weten de aan [slachtoffer 5] via WhatsApp verstuurde tekstberichten vanaf het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] (p. 15):
Ik heb je huidige adres achterhaalt
Dat jullie die GPS tracker nooit gevonden hebben onder de auto
6. Het geschrift, te weten de aan [slachtoffer 1] via WhatsApp verstuurde tekstberichten vanaf het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] (p. 34-35):
Ik heb je huidige adres achterhaalt
Heb je die GPS tracker nooit gemerkt
Bij je oude auto
7. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2024, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik mijn ouders veelvuldig heb gebeld en berichten via WhatsApp heb gestuurd. Het klopt ook dat ik de belastende berichten over mijn vader op Facebook heb geplaatst.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding II feit 1
Ten aanzien van de bij dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte heeft verklaard dat zij een lichte schop tegen de deur heeft gegeven en dat zij ontkent dat daardoor een beschadiging aan de deur of het slot van de deur is ontstaan. De raadsvrouw heeft bepleit dat het onaannemelijk is dat schade aan het slot is ontstaan ten gevolge van een lichte schop en dat niet kan worden uitgesloten dat het slot al kapot was voordat de verdachte tegen de deur schopte.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de verdachte tegen de deur van de aangever heeft geschopt. De verklaringen van de aangever en het slachtoffer verschillen echter over de kracht waarmee dit is gedaan. De verklaring van de verdachte dat zij enkel een licht schop tegen de deur heeft gegeven, vindt geen steun in het dossier. De verklaring van de aangever dat hij een harde schop hoorde, wordt daarentegen ondersteund door getuige [getuige 1] . Zij heeft immers verklaard dat zij een harde knal hoorde. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte hard tegen de deur heeft geschopt. Verder acht de rechtbank het onaannemelijk dat het slot van de deur al kapot was voordat de verdachte tegen de deur schopte. Het is immers niet goed voor te stellen dat het slot van de deur van de aangever al enige tijd kapot was en hij dit niet heeft laten repareren. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de deur vernield is ten gevolge van een harde schop die de verdachte tegen de deur heeft gegeven.
Dagvaarding III
Ten aanzien van de bij dagvaarding III ten laste gelegde belaging heeft de raadsvrouw verzocht om de verdachte vrij te spreken van het onderdeel ‘vrees aanjagen’, omdat de verdachte niet de intentie zou hebben gehad om haar ouders vrees aan te jagen.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar verweer. Een aantal van de WhatsApp-berichten is objectief bezien dreigend en vreesaanjagend van aard. Bijvoorbeeld de berichten waarin de verdachte schrijft dat zij het adres van haar ouders heeft achterhaald en dat er een GPS tracker onder de auto van haar ouders heeft gezeten. Ook het voicemailbericht dat de verdachte bij haar vader heeft ingesproken, waarin zij zegt “Hoor je klootzak? Hé vind je dat zo leuk hé? Lafbek! Ik zie je nog wel” is naar het oordeel van de rechtbank objectief bezien dreigend en vreesaanjagend van aard. Verder dragen ook de onsamenhangende teksten en de verwarde boosheid die uit de berichten naar voren komt bij aan het aanjagen van vrees. Gelet op de aard, inhoud, intensiteit en frequentie van de berichten moet de verdachte hebben beseft dat de berichten vrees zouden opwekken bij haar ouders. Dat heeft haar er echter niet van weerhouden om telkens weer te bellen en berichten te sturen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
dagvaarding I
1
hij op 12 november 2019 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto ( Skoda Octavia , kenteken [kenteken] ), die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd.
dagvaarding II
1
hij op 31 oktober 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur van perceel [adres 2] , die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
2
hij op 31 oktober 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer 3] heeft beledigd door hem (via WhatsApp) de woorden toe te voegen: vieze aap;
3
hij op 4 november 2022 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van
een geldbedrag van2.500 euro, dat aan die [slachtoffer 4] of die [slachtoffer 5] toebehoorde, zich heeft voorgedaan als ontvoerder en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] via Whatsapp de volgende berichten heeft verzonden:
- 2500 cash en
- [adres 3] !!! Voor 12 uur morgen ochtend en/of
- komt u betalen en/of
- of mag hij onthoofd worden en/of
- als er geen losgeld komt en
- zijn kop rolt en
- doen we niet moeilijk over plasje bloed meer of minder,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
dagvaarding III
hij in de periode van 20 februari 2023 tot en met 30 september 2023 te Zoetermeer wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] , immers heeft verdachte:
- hen veelvuldig gebeld;
- hen veelvuldig (via whatsapp) tekstberichten gestuurd;
- veelvuldig getracht via whatsapp een spraakgesprek en videogesprek met hen te starten;
- meerdere malen voice
mailberichten naar hem gestuurd;
- via facebook (op o.a. de openbare pagina van de werkgever van [slachtoffer 1] ) belastende berichten geplaatst over die [slachtoffer 1] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren, dat daaraan de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van 12 oktober 2023 en dat de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden wordt bevolen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd voor een periode van 3 jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] , tenzij dit contact wordt geïnitieerd door de reclassering. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat per overtreding vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 maand, met een maximum van 6 maanden. Ook ten aanzien van deze vrijheidsbeperkende maatregel heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden te hoog is. Zij stelt daarbij dat de verdachte zich in een leertraject begeeft en het onwenselijk is dat zij bij een enkele fout 4 maanden wordt opgesloten.
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt over de gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten, waaronder twee vernielingen en een belediging. Door haar handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de gevoelens en eigendommen van anderen. Daarnaast heeft zij door haar handelen overlast en schade bij de slachtoffers veroorzaakt.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van haar opa en moeder. Ook hiermee heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom. Kennelijk heeft zij enkel oog gehad voor haar eigen financiële gewin en heeft zij geen rekening gehouden met de gevoelens van angst en bezorgdheid die zij bij haar opa en moeder heeft kunnen veroorzaken.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de belaging van haar vader en moeder. Ondanks dat haar vader en moeder duidelijk te kennen hadden gegeven dat ze geen contact meer met de verdachte wilden en er zelfs een contactverbod gold, heeft de verdachte op verschillende manieren veelvuldig contact gezocht met haar vader en moeder. Daarbij heeft zij onder andere onsamenhangende en boze berichten gestuurd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de vader en moeder van de verdachte volgt dat het gedrag van de verdachte angstgevoelens bij hen teweeg heeft gebracht. De verdachte is zelfs zodanig ver gegaan dat zij belastende berichten over haar vader op verschillende plekken op Facebook heeft geplaatst. Door haar handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van haar vader en moeder.
Persoon van de verdachte
De verdachte heeft een deel van de feiten bekend en spijt betuigd. In zoverre heeft zij verantwoordelijkheid voor haar daden genomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte op 16 september 2021 is veroordeeld voor onder andere een belediging.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 12 oktober 2023, waaruit volgt dat de verdachte op vrijwel alle leefgebieden problemen ervaart en er sprake is van een licht verstandelijke beperking. Hoewel de verdachte haar relatie met haar opa als positief ervaart, beschouwt de reclassering het leefgebied ‘gezin en familie’ als criminogene factor. Daarnaast beschouwt de reclassering ook het middelengebruik, het psychosociaal functioneren en de houding van de verdachte als criminogene factoren. De reclassering schat de risico’s op recidive en letselschade hoog in. Teneinde deze risico’s te beïnvloeden, acht de reclassering interventies wenselijk. In dat kader acht de reclassering het ook nodig om nader te laten onderzoeken wat de ernst is van de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, een ambulante behandeling, het meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding.
Hoewel uit de reclasseringsrapportage volgt dat de reclassering een direct verband ziet tussen het psychosociaal functioneren van de verdachte en het delictgedrag, ziet de rechtbank in tegenstelling tot de raadsvrouw geen aanleiding om de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Dit wordt ook niet door de reclassering geadviseerd en aangezien er geen gedragskundige rapportage is waarin een dergelijk advies wordt gegeven, had het op de weg van de verdediging gelegen om stukken te overleggen ter onderbouwing van dit verzoek. Dit heeft de verdediging niet gedaan.
Straf
De poging tot afpersing en de belaging hebben bij de bepaling van de op te leggen straf te gelden als de zwaarstwegende feiten. Gelet op de ernst van met name deze feiten, acht de rechtbank een taakstraf voor de tijd van 240 uren passend en geboden. Omdat de rechtbank inziet dat voor het indammen van de kans op herhaling begeleiding, behandeling en hulpverlening van de verdachte van groot belang zijn, alsook om een stevige stok achter de deur te bieden, zal zij een relatief groot strafdeel, namelijk 180 uren, voorwaardelijk opleggen. Om langdurige begeleiding, behandeling en hulpverlening mogelijk te maken, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel een proeftijd van 3 jaren verbinden met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Aangezien de bewezen verklaarde feiten geen misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zal de rechtbank niet bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Ter voorkoming van strafbare feiten en ter beveiliging van de maatschappij, meer specifiek de ouders van de verdachte, zal de rechtbank aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De maatregel houdt in een contactverbod voor de duur van 3 jaren met de ouders van de verdachte, te weten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] . Bij elke overtreding van het contactverbod zal vervangende hechtenis voor de duur van 1 week worden toegepast, met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, aangezien zij er ernstig rekening mee houdt dat de verdachte zich belastend jegens haar ouders zal gedragen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 3] heeft zich bij dagvaarding II als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit
€ 3.000,00 aan immateriële schade en € 500,00 aan affectieschade.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, voor zover deze betrekking heeft op de gevorderde immateriële schade. Voorts heeft de raadvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding, voor zover deze betrekking heeft op de gevorderde affectieschade, moet worden afgewezen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op immateriële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bij dagvaarding II onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Voor zover de vordering tot schadevergoeding betrekking heeft op affectieschade, zal de rechtbank de vordering afwijzen, omdat de grondslag hiervoor ontbreekt.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
In het kader van dagvaarding II heeft de officier van justitie bij vordering van 15 september 2023 gevorderd dat de bij parketnummer 09/174070-21 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 16 september 2021 voorwaardelijke opgelegde taakstraf voor de tijd van 40 uren, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf te verlengen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarden niet heeft nageleefd, doordat zij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, schuldig heeft gemaakt aan de bij dagvaarding II onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 45, 57, 63, 266, 285b, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2 en dagvaarding II onder 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, dagvaarding II onder 1, 2 en 3 en dagvaarding III ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
dagvaarding I
feit 1
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
dagvaarding II
feit 1
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2
eenvoudige belediging;
feit 3
poging tot afpersing;
dagvaarding III
belaging;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
4 (VIER) MAANDEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
180 (HONDERDTACHTIG) UREN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
3 (drie) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40, Den Haag . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie training leefstijl 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich laat behandelen door GGZ Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich laat begeleiden door Coach E25 of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zo snel mogelijk. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
geeft aan GGZ Reclassering Fivoor de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde daarin te begeleiden. Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
legt op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht de maatregel op dat de veroordeelde voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum 2] 1971 in [geboorteplaats 2] ;
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1968 in [geboorteplaats 3] ;
als uitzondering op dit contactverbod geldt contact dat door GGZ Reclassering Fivoor wordt geïndiceerd;
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 (zes) maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
bepaalt dat de benadeelde partij, voor zover de vordering tot schadevergoeding betrekking heeft op immateriële schade, niet-ontvankelijk is in zijn vordering;
wijst af de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, voor zover deze ziet op affectieschade;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank op 16 september 2021, gewezen onder parketnummer 09/174070-21, te weten een taakstraf voor de tijd van 40 (veertig) uren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.C. Kranenburg, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. C.A.W. Zijlstra, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.L. Maassen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2024.