ECLI:NL:RBDHA:2024:9320
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag hulp in het huishouden op grond van de Wmo 2015
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van hulp in het huishouden. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag met het besluit van 10 januari 2022 afgewezen. Bij het bestreden besluit van 22 maart 2022 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.
Eiseres heeft verschillende psychische en lichamelijke klachten en heeft in het verleden hulp in het huishouden ontvangen. Het college heeft in het kader van een herbeoordeling de GGD om een sociaal medisch advies (SMA) gevraagd. Dit advies concludeerde dat eiseres op lichamelijk en geestelijk gebied actief moet zijn en dat zelfstandig uitvoeren van huishoudelijke taken hieraan bijdraagt. Eiseres betoogt dat het SMA onzorgvuldig tot stand is gekomen, maar de rechtbank oordeelt dat het college het SMA bij zijn besluitvorming mocht betrekken. De rechtbank concludeert dat het SMA voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en dat het college de afwijzing van de aanvraag om hulp in het huishouden terecht heeft gehandhaafd.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2024.