ECLI:NL:RBDHA:2024:9320

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
SGR 22/2792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag hulp in het huishouden op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van hulp in het huishouden. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag met het besluit van 10 januari 2022 afgewezen. Bij het bestreden besluit van 22 maart 2022 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

Eiseres heeft verschillende psychische en lichamelijke klachten en heeft in het verleden hulp in het huishouden ontvangen. Het college heeft in het kader van een herbeoordeling de GGD om een sociaal medisch advies (SMA) gevraagd. Dit advies concludeerde dat eiseres op lichamelijk en geestelijk gebied actief moet zijn en dat zelfstandig uitvoeren van huishoudelijke taken hieraan bijdraagt. Eiseres betoogt dat het SMA onzorgvuldig tot stand is gekomen, maar de rechtbank oordeelt dat het college het SMA bij zijn besluitvorming mocht betrekken. De rechtbank concludeert dat het SMA voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en dat het college de afwijzing van de aanvraag om hulp in het huishouden terecht heeft gehandhaafd.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2792

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van hulp in het huishouden.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 10 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.
2.1.
Eiseres is bekend met verschillende psychische en lichamelijke klachten. Deze klachten zijn voor het college voor meerdere periodes in het verleden aanleiding geweest om eiseres hiervoor op grond van de Wmo 2015 te compenseren middels (onder meer) hulp in het huishouden. In het kader van een herbeoordeling van de hulp in het huishouden heeft het college aangekondigd de GGD om een sociaal medisch advies (SMA) te vragen. In afwachting van het SMA is de hulp in het huishouden voortgezet, laatstelijk voor de periode van 1 augustus 2021 tot en met 31 oktober 2021. Eiseres heeft zich op 16 juli 2021 bij het college gemeld voor verlenging van de hulp in het huishouden. Naar aanleiding van die melding hebben op 12 augustus 2021 en op 8 september 2021 twee telefoongesprekken met eiseres plaatsgevonden. Vervolgens heeft de GGD op 2 november 2021 een SMA uitgebracht. Naar aanleiding van dit SMA heeft het college eiseres op 29 november 2021 geadviseerd de huishoudelijke taken zelfstandig te verrichten en geen aanvraag in te dienen. In weerwil van dit advies heeft eiseres opnieuw een aanvraag voor hulp in het huishouden ingediend.
2.2.
In het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft het college de aanvraag van eiseres afgewezen. Het college overweegt daartoe dat uit het SMA is gebleken dat eiseres op zowel lichamelijk als geestelijk gebied actief moet zijn en dat het zelfstandig uitvoeren van de huishoudelijke taken hieraan bijdraagt. Voor nu is er op lichamelijk gebied geen reden aanwijsbaar om in het kader van de aangevraagde voorziening enige beperking aan te nemen. Volgens het college heeft de adviserend geneeskundige zorgvuldig onderzoek verricht, zodat het college het SMA volgt.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres betoogt, onder overlegging van medische informatie, dat het SMA van de GGD onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zo ontbreekt een verslaglegging van het lichamelijk onderzoek dat zou hebben plaatsgevonden, is slechts een niet volledig ingevulde “functioneringstabel WMO” overgelegd, is de anamnese niet schriftelijk opgenomen en ontbreken de bij de huisarts opgevraagde informatie en het verslag van het telefoongesprek met de huisarts. Het is daardoor onduidelijk hoe de adviserend arts tot de conclusie is gekomen dat er geen beperkingen dienen te worden aangenomen. Het college mocht het bestreden besluit dan ook niet (louter) op het SMA baseren.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. Het college heeft zich bij het bestreden besluit gebaseerd op het SMA van de GGD. Een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruik maakt van een advies van een medisch adviseur mag volgens vaste rechtspraak in het algemeen op dat advies afgaan, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen.
4.1.
De adviserend geneeskundige heeft een anamnese afgenomen, lichamelijk onderzoek gedaan, overgelegde informatie en de inhoud van het aanwezige dossier bestudeerd, informatie bij de huisarts opgevraagd en telefonisch contact met de huisarts opgenomen. Op basis van de verkregen informatie concludeert de adviserend geneeskundige dat er ten tijde van het SMA op lichamelijk gebied geen reden aanwijsbaar is om enige wezenlijke beperking, met name ook in het kader van de aangevraagde voorziening, aan te nemen. Vanwege haar lichamelijke en psychische situatie moet eiseres zoveel mogelijk actief zijn. Het is voor de adviserend geneeskundige nu niet duidelijk waarom zij dat niet ook in het kader van haar huishouden kan zijn. Er is waarschijnlijk wel sprake van een situatie waarin eiseres haar huishouden niet overziet. Daarom lijkt het wel aan te raden om haar in verband daarmee in regie te voorzien. Wat de regie over het huishouden betreft heeft het college desgevraagd benadrukt dat hiervoor geen maatwerkvoorziening meer wordt toegekend omdat het doel (huishoudelijke taken aanleren en de regie behouden) met de eerder toegekende voorziening inmiddels was bereikt. Dit is van de kant van eiseres niet betwist.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college het SMA bij zijn besluitvorming mocht betrekken. Het SMA is duidelijk geformuleerd en niet is gebleken dat het onjuiste feiten bevat over hoe de medische situatie van eiseres was ten tijde van het uitbrengen daarvan. De adviserend geneeskundige heeft voldoende toegelicht hoe hij tot zijn conclusies is gekomen en hij is daarbij ingegaan op de door eiseres ondervonden klachten. In de medische informatie die eiseres heeft overgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het SMA. Het SMA voldoet dan ook aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid. Dat in het SMA niet expliciet wordt weergegeven welke medische informatie bij de huisarts is opgevraagd en wat tijdens het gesprek met de huisarts is besproken, maakt het advies niet onzorgvuldig. Verder is de functioneringstabel in tegenstelling tot wat eiseres stelt, wel volledig ingevuld. Het betoog van eiseres dat het college niet van het SMA mocht uitgaan omdat dit onzorgvuldig tot stand is gekomen, slaagt dan ook niet.
4.3.
De rechtbank concludeert dat wat eiseres in beroep betoogt, niet slaagt. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres, waarbij eerder ontvangen hulp in het huishouden niet wordt verlengd. Dat het college eiseres in het verleden hulp in het huishouden heeft geboden, doet echter niet af aan de bevoegdheid van het college om de situatie in het kader van een nieuwe aanvraag opnieuw te beoordelen. Deze beoordeling kan, hoe vervelend ook, tot een ander besluit dan in het verleden leiden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om hulp in het huishouden in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.