ECLI:NL:RBDHA:2024:9317
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen gedurende het beroep tegen het besluit van 10 januari 2024. Dit besluit betreft de afwijzing van het bezwaar van verzoeker tegen een eerder besluit van 12 oktober 2023, waarin is vastgesteld dat verzoeker niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het beroep (zaaknummer NL24.3641), op 26 maart 2024 behandeld. Tijdens deze zitting waren de verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak zou worden gedaan, maar deze termijn is niet gehaald. Uiteindelijk is de uitspraak gedaan op 3 juni 2024.
In de uitspraak van vandaag, onder zaaknummer NL24.3641, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier, en is openbaar gemaakt op 3 juni 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.