ECLI:NL:RBDHA:2024:9315
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J.A. Schaaf
- A.W. van Eerden
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en proceskostenveroordeling na inwilligend besluit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 juni 2024, wordt het beroep van verzoeker behandeld inzake de asielaanvraag. Verzoeker had een beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Op 14 mei 2024 heeft de Staatssecretaris alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop de Staatssecretaris heeft aangegeven deze te willen vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroep.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door de aanvraag alsnog in te willigen. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt de Staatssecretaris in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 7 juni 2024.