Op 9 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft op 4 januari 2024 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zal worden behandeld. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld, waarbij zij heeft gekeken naar de situatie sinds de eerdere uitspraak van 1 december 2023. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Marokko is, omdat hij al langer dan twee maanden in bewaring verblijft zonder reactie van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat het voortduren van de maatregel rechtmatig is, omdat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De staatssecretaris heeft regelmatig rappel gedaan op de lopende lp-aanvraag, en de rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende inspanningen heeft verricht om aan zijn vertrekplicht te voldoen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.