4.3.[eisers] . hebben hun standpunt dat [gedaagde] toerekenbaar onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld concreet toegelicht en onderbouwd met verwijzing naar (een deel van) het strafdossier. [gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat hier met een redelijke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [eiser] op 6 mei 2020 door [gedaagde] is beschoten. Zij komt tot dit oordeel gelet op de volgende (uit de bewijsmiddelen af te leiden) feiten en omstandigheden, in onderling verband en samen bezien:
1. [gedaagde] heeft verklaard dat hij vanaf februari 2020 wist dat zijn partner [naam 1] een relatie had met [eiser] , dat hij wilde dat het stopte en dat hij zo’n beetje alles heeft gedaan om haar gangen na te gaan: [gedaagde] heeft een GPS-tracker in de auto van [naam 1] geplaatst en is haar meermaals gevolgd. De in die auto gevoerde gesprekken heeft hij meegeluisterd en/of opgenomen.
2. [gedaagde] heeft verklaard dat hij een pistool kocht op het moment dat hij wist van de relatie, aanvankelijk met de bedoeling zichzelf van het leven te beroven.
3. [gedaagde] heeft op 11 april 2020 met [eiser] afgesproken en heeft hem gezegd dat hij wilde dat het contact zou stoppen. [gedaagde] is, nadat hij merkte dat de relatie niet was beëindigd, naar de woning van [eiser] gegaan om [eiseres] te vertellen over de relatie en heeft vervolgens tegen [naam 1] gezegd dat dit echt haar allerlaatste kans was.
4. [eiser] heeft verklaard dat hij op 25 april 2020 door [gedaagde] is gebeld en dat hij het volgende tegen hem gezegd had: “He [eiser] , je spreekt met [gedaagde] , ik ga jou doodschieten”. De betwisting van deze stelling door [gedaagde] acht de rechtbank gelet op het overige bewijs niet geloofwaardig.
5. Op 4 mei 2020 zag [gedaagde] dat [naam 1] opnieuw naar ( [eiser] in) [plaatsnaam 2] reed. Hij is in de auto en voorzien van het pistool achter haar aan naar [plaatsnaam 2] gereden. Op 5 mei 2020 reed [gedaagde] opnieuw naar [plaatsnaam 2] . [gedaagde] heeft verklaard dat hij het pistool toen mogelijk ook bij zich had.
6. Op 6 mei 2020 (om 01:40 uur) heeft [gedaagde] kentekenplaten gestolen. Hij is daarvoor onherroepelijk door de strafrechter veroordeeld (voor welke veroordeling de dwingende bewijskracht van artikel 161 Rv wel geldt). ’s Avonds is hij weer naar [plaatsnaam 2] gereden, dit keer met de auto van zijn in [plaatsnaam 1] woonachtige vader, bij wie hij op dat moment verbleef. [gedaagde] had op die auto de gestolen kentekenplaten gemonteerd. Hij heeft verklaard die avond opnieuw naar [plaatsnaam 2] te zijn gereden omdat er ‘toch weer contact was geweest tussen [naam 1] en [eiser] ’. [gedaagde] heeft op de vraag of hij die avond het pistool bij zich had wisselend geantwoord, door tijdens de strafzitting bij de rechtbank te verklaren dat hij het pistool had weggegooid maar niet te weten waar en wanneer, en tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 16 mei 2024 in afwijking daarvan te verklaren dat hij het pistool op 5 mei 2020 in een kanaal heeft gegooid.
7. [gedaagde] heeft op 6 mei 2020 de vertaling van een tussen [naam 1] en [eiser] gevoerd gesprek ontvangen, waaruit bleek dat zij op zoek waren naar een appartement, zodat zij niet meer hoefden af te spreken in hotels. [gedaagde] heeft verklaard dat als een klap in zijn gezicht te hebben ervaren.
8. Uit camerabeelden van 6 mei 2020 uit de omgeving waar het schietincident plaatsvond blijkt dat is geschoten om 22:47:30 uur en 22:47:33 uur. Uit telefoongegevens blijkt dat [gedaagde] van 21:35:06 uur tot en met 22:49:17 uur – en dus tijdens het schietincident – in de buurt was van de woning van [eiser] . Vanaf 0:36 uur maakt de telefoon van [gedaagde] voor het eerst weer verbinding in [plaatsnaam 3] , nabij [plaatsnaam 1] . De reisafstand tussen [plaatsnaam 2] en [plaatsnaam 3] bedraagt ongeveer anderhalf uur. Dit betekent dat [gedaagde] vrijwel direct nadat er op [eiser] is geschoten naar huis is gereden.
9. [eiser] heeft verklaard dat de schutter met zijn linkerhand schoot. [gedaagde] , die rechtshandig is, heeft de pink van zijn rechterhand gebroken waardoor die hand en onderarm op 6 mei 2020 in het gips zaten. Het dossier bevat camerabeelden waarop te zien is dat [gedaagde] voor het tanken op 6 mei 2020 om 19:47 uur in [plaatsnaam 1] ook zijn linkerhand gebruikte.
10. Op 7 mei 2020 om 10.33 uur heeft [gedaagde] zijn abonnement op trackingssoftware (Geoloc) opgezegd. [gedaagde] heeft verklaard dat hij deze dienst, waarmee je de locatie van een telefoonnummer kunt achterhalen, gebruikte sinds [naam 1] de functie ‘Zoek mijn iPhone’ op haar telefoon had uitgezet.
11. [eiser] heeft op 7 mei 2020 over de schutter (onder meer) verklaard dat hij zwarte kleding droeg en breed was (‘mogelijk had hij een gezet postuur’, ‘ik zag ineens een brede man staan’ en ‘de man had een beetje een gezet postuur, maar dat dit ook zou kunnen komen door de kleding’). Ook heeft hij verklaard dat de schutter een mondkapje droeg. Over [gedaagde] heeft [eiser] verklaard dat hij smalle schouders heeft. Het dossier bevat een foto waarop [gedaagde] te zien is tijdens het tanken op
6 mei 2020. Op die foto is [gedaagde] opvallend breed en in het zwart gekleed en droeg hij een fel blauw mondkapje. De door [eiser] gegeven omschrijving van de schutter komt dus overeen met die foto van [gedaagde] . Er zijn ook twee getuigen die verklaren dat ze na het schietincident in de straat waar [eiser] woont een man hebben zien wegrennen die donkere kleding en een blauw mondkapje droeg (getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] ).
12. [gedaagde] heeft wisselend geantwoord op de vraag of hij [eiser] heeft beschoten. Aanvankelijk beriep hij zich op zijn zwijgrecht. Daarna verklaarde hij als volgt: “
(…) Ik ben weer naar [plaatsnaam 2] gereden, ik heb daar staan wachten. En ik weet dat ik in de avond weer thuis ben gekomen. Wat er ondertussen is gebeurd, heel eerlijk, ik weet het niet. Een dag later zag ik op tv, Hart van Nederland dat er een schietpartij was geweest. In [plaatsnaam 2] . Maar ik weet het niet, ik weet het niet, ik vond het zo erg.”Pas vanaf de behandeling van de strafzaak in hoger beroep ontkent [gedaagde] [eiser] te hebben beschoten.