In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 mei 2024, wordt het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] behandeld. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van de kinderen, die sinds het voorjaar van 2023 met hen op een geheime locatie verblijft vanwege zorgen over de vader, heeft ingestemd met het verzoek. De kinderrechter heeft de procedure op 22 mei 2024 mondeling behandeld, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming.
De kinderrechter overweegt dat de kinderen in de afgelopen jaren heftige gebeurtenissen hebben meegemaakt, waaronder de noodzaak om onder te duiken vanwege de dreiging van de vader. De moeder heeft de zorg voor de kinderen en er zijn geen zorgen meer over hun ontwikkeling en veiligheid in de huidige opvoedsituatie. De kinderrechter concludeert dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet meer aanwezig zijn. Hoewel er nog steeds zorgen zijn over de vader, is het gedwongen kader niet langer nodig. De moeder is bereid om hulpverlening in een vrijwillig kader te aanvaarden en er zijn al stappen gezet om een plan te maken voor een veilige omgang tussen de vader en de kinderen in de toekomst.
De kinderrechter heeft het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling toegewezen, met de overweging dat de moeder in staat is om een veilige opvoedomgeving te bieden. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 5 juni 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.