In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 februari 2024 aan eiser, een man van Marokkaanse nationaliteit, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig is, en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het onderzoek dat aan een eerdere uitspraak van 29 februari 2024 ten grondslag ligt. Eiser heeft geen inhoudelijke gronden ingediend tegen de voortduring van de maatregel. De rechtbank overweegt dat, voor zover de maatregel ambtshalve moet worden getoetst, er geen aanleiding is om het beroep gegrond te verklaren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is op 21 maart 2024 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.