ECLI:NL:RBDHA:2024:9289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
C/09/664149 / JE RK 24-623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de ontwikkeling en ouderlijke betrokkenheid

Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen opnieuw onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat er volgens hen nog steeds sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders, de moeder en de vader, waren belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen was verstoord en er was een gebrek aan contact tussen de kinderen en de vader. De kinderrechter heeft de procedure op 22 mei 2024 met gesloten deuren behandeld, waarbij de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren, evenals de ouders en hun advocaten.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er in het verleden zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen, de situatie inmiddels verbeterd was. De moeder informeerde de vader maandelijks over de kinderen en de ouders volgden de richtlijnen van parallel-solo-ouderschap, wat de communicatie tussen hen beperkte. De kinderrechter concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet meer doelmatig en effectief was, gezien de verbeterde omstandigheden en de wens van de kinderen om geen contact met de vader te hebben. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, met de overweging dat de kinderen nu rust nodig hebben om hun positieve ontwikkeling voort te zetten.

De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, en is op schrift gesteld op 6 juni 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/664149 / JE RK 24-623
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
-
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.M. van Wijk te Delft,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 5 april 2024;
  • de door de Raad nagezonden reacties van de ouders, ontvangen op 11 april 2024;
  • het borgingsplan van de gecertificeerde instelling, ontvangen op 19 april 2024;
  • het e-mailbericht van de gecertificeerde instelling met bijlagen van 25 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader.
1.3.
Tijdens de zitting heeft de kinderrechter met partijen besproken dat het verzoek van de Raad ziet op het verlengen van een – inmiddels – verlopen ondertoezichtstelling. De Raad heeft toegelicht dat het verzoek gelezen moet worden als een nieuw verzoek om de kinderen onder toezicht te stellen. De vader en de moeder hebben desgevraagd toegelicht dat zij graag zo snel mogelijk een oordeel willen over of het onder toezicht stellen van de kinderen nodig is. De kinderrechter leest het verzoek van de Raad dan ook als een nieuw verzoek om de kinderen onder toezicht te stellen, nu partijen daardoor niet in hun belangen zijn geschaad.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen wonen bij de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 april 2023 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht gesteld tot 11 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] opnieuw onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad meent dat er nog altijd sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De zorgen over de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen zijn nog altijd niet weggenomen. De Raad heeft er geen vertrouwen in dat het de ouders in vrijwillig kader lukt om de zorgen te verminderen. Hoewel de Raad de visie van de gecertificeerde instelling begrijpt en zich ook heeft afgevraagd of een ondertoezichtstelling de geëigende maatregel is, ziet de Raad nog voldoende aanknopingspunten om de ondertoezichtstelling voort te zetten. In het borgingsplan heeft de gecertificeerde instelling duidelijke punten genoemd waaraan nog gewerkt kan worden. De Raad ziet daarbij nog een taak voor de gecertificeerde instelling weggelegd. De gecertificeerde instelling dient de komende tijd toezicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen. Mogelijk ontstaat er toch een opening bij hen om het contact met de vader aan te gaan. De kinderen geven nu heel duidelijk aan geen ruimte te zien voor contactherstel, maar dat neemt niet weg dat daar nog altijd op ingezet moet worden. Het vormt immers een ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen als zij geen contact hebben met hun vader. Daarnaast dient er nog gewerkt te worden aan de onderlinge communicatie tussen de ouders. Van communicatie is op dit moment geen sprake. Ook hier moet binnen de ondertoezichtstelling nog aan gewerkt worden.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling is het niet eens met de Raad. Daartoe heeft de gecertificeerde instelling aangevoerd dat een ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde heeft. Er zijn geen zorgen over de acute veiligheid van de kinderen. Het gaat goed met de kinderen. Zij krijgen sinds oktober 2023 ondersteuning vanuit GGZ Rivierduinen om de nare gebeurtenissen uit het verleden een plek te geven. De kinderen hebben nog niet alle traumatische ervaringen verwerkt, maar hebben wel baat gehad bij de gesprekken. De moeder vindt het ook belangrijk dat de kinderen behandeling blijven volgen en de gecertificeerde instelling vertrouwt er dan ook op dat dit in vrijwillig kader wordt voortgezet. Ook de ouders ontvangen begeleiding vanuit GGZ Rivierduinen in het kader van ouderbegeleiding, gericht op hun eigen rol als gezaghebbende ouder. Daarnaast hebben beide ouders ondersteuning (gehad) vanuit een psycholoog. Het is het afgelopen jaar niet haalbaar gebleken om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. Er zijn afspraken gemaakt met de vader over zijn bezoeken aan de sportwedstrijden van de kinderen, als laagdrempelige vorm van contact. De vader is echter ambivalent geweest in het naleven van deze afspraken en heeft in december 2023 aangegeven het contact met de kinderen te staken en afstand van hen te nemen. De gecertificeerde instelling ziet dat de vader onvoldoende kan aansluiten bij wat de kinderen van hem nodig hebben. De gecertificeerde instelling acht het niet in het belang van de kinderen om contactherstel te blijven forceren.
4.2.
De gecertificeerde instelling ziet dat de weerstand van de kinderen jegens de vader alleen maar groter wordt en dat zij volhardend blijven in hun wens om geen contact met vader te hebben. Er is op dit moment daarom onvoldoende fundament om te werken aan contactherstel. Ook ten aanzien van de onderlinge verstandhouding van de ouders ziet de gecertificeerde instelling geen mogelijkheden meer om die in het kader van de ondertoezichtstelling te verbeteren. De ouders communiceren volgens de richtlijnen van parallel-solo-ouderschap. Dat brengt met zich mee dat de ouders minimaal contact met elkaar hebben, zoals ook is geadviseerd. De moeder stuurt de vader maandelijks een update via de mail met informatie over de kinderen. Verder kan vader zelf informatie opvragen. De vader heeft de afgelopen periode laten zien toestemming te geven voor gezagsbeslissingen. Ten aanzien van de onderlinge communicatie is wat de gecertificeerde instelling betreft het hoogst haalbare bereikt. De gecertificeerde instelling heeft een borgingsplan opgesteld met doelen waaraan nog in vrijwillig kader gewerkt kan worden. Daarin is ook opgenomen welke stappen gezet kunnen worden voor contactherstel met de vader op het moment dat de kinderen daar klaar voor zijn. De gecertificeerde instelling ziet daarin geen rol meer voor zichzelf weggelegd en denkt dat haar betrokkenheid alleen maar averechts werkt. De gecertificeerde instelling wordt namelijk betrokken bij de strijd tussen de ouders. De gecertificeerde instelling acht het daarom niet in hun belang om de ondertoezichtstelling voort te zetten.
4.3.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder schaart zich achter het standpunt van de gecertificeerde instelling en meent ook dat de ondertoezichtstelling geen toevoegde waarde meer heeft. Sterker nog, de betrokkenheid van een jeugdbeschermer vormt een grote belasting voor de moeder en de kinderen. Het gaat naar omstandigheden goed met de kinderen. [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] staan nog altijd onder behandeling bij GGZ Rivierduinen. [minderjarige 4] wordt niet actief behandeld, maar zijn dossier blijft wel open staan zodat hulp snel ingeschakeld kan worden als dat nodig blijkt te zijn. De kinderen staan – mede gelet op de dingen die in het verleden hebben plaatsgevonden – nog altijd niet open voor contact met de vader. De vader heeft moeite om aan te sluiten bij wat de kinderen van hem nodig hebben om de drempel naar contactherstel te verminderen. De vader laat keer op keer zien niet in het belang van de kinderen te kunnen denken en handelen. Zo blijft hij de publiciteit opzoeken en zorgt hij geregeld voor escalaties bij sportwedstrijden. De kinderen hebben daar zichtbaar last van. De moeder informeert de vader – zoals afgesproken – een keer in de maand over de kinderen en dat blijft zij doen als de ondertoezichtstelling wordt afgesloten. De moeder ziet niet in waarvoor een ondertoezichtstelling nog helpend zou kunnen zijn en verzoekt daarom het verzoek af te wijzen.
4.4.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader vreest dat hij de kinderen zonder ondertoezichtstelling nooit meer gaat zien en geen informatie meer van de moeder zal ontvangen. De kinderen zijn zo bang gemaakt dat zij geen contact meer met hem willen en dat terwijl hij de kinderen nooit kwaad heeft gedaan. Volgens de vader is het duidelijk dat er sprake is van ouderverstoting, zodat de nieuwe partner van de moeder de vaderrol op zich kan nemen. De vader is inmiddels al tweeënhalf jaar niet in beeld van de kinderen en heeft hen ook niet actief opgezocht. Dat er nu weer verwijten worden gemaakt over escalaties bij de hockey kan de vader dan ook niet begrijpen. Dit heeft allemaal maar tot doel om de situatie te kleuren en de vader meent dat daar nu echt een einde aan moet komen. Volgens de vader is het niet aan hem te wijten dat de samenwerking met de gecertificeerde instelling stroef loopt. Ook de gecertificeerde instelling gaat uit van onwaarheden over de vader. De vader staat er wel voor open om de samenwerking met de jeugdbeschermers te herstellen. Hij benadrukt dat hij graag weer een rol wil spelen in het leven van de kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat wordt voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW), maar dat een ondertoezichtstelling niet doelmatig en effectief is. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. Hij overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
De kinderen zijn bij beschikking van 11 april 2023 onder toezicht gesteld omdat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen. De zorgen waren gelegen in de ernstig verstoorde verstandhouding tussen de ouders en het gebrek aan contact tussen de kinderen en de vader. De kinderrechter ziet dat het afgelopen jaar kleine stappen zijn gezet in de onderlinge verstandhouding tussen de ouders. Het lukt de moeder – ook nadat de ondertoezichtstelling is geëindigd – om de vader maandelijks te informeren over de kinderen. De afgelopen periode heeft de verstoorde verhouding tussen de ouders bovendien niet in de weg gestaan aan het nemen van gezagsbeslissingen. Daarbij komt dat de ouders de uitgangspunten van parallel-solo-ouderschap volgen, waarbij de communicatie tussen de ouders – en daarmee het risico op escalatie – wordt beperkt tot een minimum. De kinderrechter vindt de huidige invulling van de communicatie op dit moment het hoogst haalbare voor de ouders en ziet op dit punt geen toegevoegde waarde voor een langere betrokkenheid van de gecertificeerde instelling.
5.3.
De kinderrechter constateert verder dat het contactherstel tussen de vader en de kinderen niet is gerealiseerd. De gecertificeerde instelling heeft uitvoerig onderbouwd dat er geen basis is om vanuit samenwerking met de vader naar de belangen van de kinderen te kijken. Het is de kinderrechter gebleken dat de vader onvoldoende in staat is geweest om aan te sluiten bij wat de kinderen nodig hebben, en om zich daadwerkelijk open te stellen voor en mee te werken aan het creëren van de omstandigheden om aan contactherstel te werken. Zo hebben de kinderen zorgelijke uitingen gedaan over het gedrag van de vader en het effect daarvan op hen toen hij eind vorig jaar aanwezig was op de hockeyclub. De vader heeft – ook op zitting – in reactie daarop slechts toegelicht dat de beschuldigingen feitelijk onjuist zouden zijn, maar heeft geen inzicht getoond in wát er dan nodig is om de negatieve emoties en zorgen die de kinderen wel degelijk uiten en hebben weg te nemen. De kinderrechter heeft er geen vertrouwen in dat de vader op dit punt binnen afzienbare tijd een positieve ontwikkeling door zal maken. De vader heeft namelijk al langere tijd hulpverlening, waaronder van GGZ Rivierduinen en een psycholoog, en volgt EMDR-therapie, zonder dat dit heeft geleid tot verbetering.
5.4.
De kinderen hebben inmiddels 2,5 jaar geen contact meer met de vader. Zij geven al gedurende een lange periode consistent aan dat zij geen contact meer met hem willen. [minderjarige 1] heeft over haar weerstand tegen contact met haar vader uitgebreid en goed onderbouwd verteld in haar gesprek met de kinderrechter. Gelet op de houding van de vader en de weerstand van de kinderen verwacht de kinderrechter dan ook dat de kans klein is dat hier tijdens nog een jaar ondertoezichtstelling verandering in komt. Daarnaast bestaat het reële risico dat de ondertoezichtstelling een negatieve uitwerking heeft op de andere leefgebieden van de kinderen waarover geen zorgen (meer) bestaan, zoals hun (geestelijke) gezondheid, schoolprestaties en sport(plezier). De moeder en gecertificeerde instelling hebben daarover onweersproken gesteld dat de kinderen, hoewel zij veel hebben gehad aan de hulp van de jeugdbeschermer, ook veel spanning hebben ervaren door de ondertoezichtstelling en de nadruk daarbinnen op het mogelijke contactherstel met hun vader. De kinderrechter vindt het belangrijk dat er nu rust komt voor de kinderen, die al veel hebben meegemaakt in hun leven, zodat zij hun positieve ontwikkelingen kunnen doorzetten.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 6 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.