ECLI:NL:RBDHA:2024:9287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
C/09/665233 / JE RK 24-761
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van een jaar en een machtiging voor [minderjarige 1] om in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verblijven voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en opvoedsituatie van de kinderen, die opgroeien in een omgeving met weinig structuur en begeleiding. De moeder van de kinderen is belast met het ouderlijk gezag, maar blijkt overbelast en niet in staat om de nodige zorg te bieden. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad onderschreven en de noodzaak van gedwongen hulpverlening erkend. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging gesloten jeugdhulp toegewezen, met de nadruk op de noodzaak van een veilige omgeving voor [minderjarige 1] om aan haar problematiek te werken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/665233 / JE RK 24-761
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
advocaat: mr. H. Polat te Rijswijk,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. O.C. Bondam te Voorschoten.
De kinderrechter merkt als belanghebbende ten aanzien van [minderjarige 1] en informant ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 25 april 2024;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 1 mei 2024;
- het definitieve rapport van de Raad van 2 mei 2024;
- het gewijzigde verzoekschrift, ontvangen op 22 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [minderjarige 1] , bijgestaan door haar advocaat;
[minderjarige 1] en haar advocaat zijn slechts aanwezig geweest bij de behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot gesloten jeugdhulp van [minderjarige 1] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover afzonderlijk van elkaar een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Het gesprek met [minderjarige 1] heeft plaatsgevonden in het bijzijn van haar advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij de moeder.
2.3.
[minderjarige 1] verblijft sinds 16 april 2024 in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij Hestia.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 maart 2024 [minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld tot 23 mei 2024.
2.5.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 april 2024 een machtiging verleend om [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 23 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ook wordt door de Raad een machtiging verzocht om [minderjarige 1] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad heeft grote zorgen over de ontwikkeling en opvoedsituatie van de kinderen. De kinderen groeien al jaren op in een opvoedomgeving die gekenmerkt wordt door weinig structuur. Er wordt gezien dat alle kinderen eigen specifieke opvoedbehoefte hebben waarin zorgen spelen over onder meer de gehechtheidsontwikkeling. De kinderen gaan in de thuissituatie hun eigen gang en worden niet begrensd in hun gedrag. Zij komen daardoor nauwelijks toe aan hun ontwikkelingstaken. De Raad is bezorgd dat de moeder de zorg voor de kinderen onvoldoende kan dragen, omdat zij overbelast is in de opvoeding van de kinderen en de inzet van hulpverlening onvoldoende beklijft. Hoewel de moeder de zorgen erkent en al jarenlang openstaat voor hulpverlening lukt het haar niet de situatie te veranderen. Het lijkt erop dat moeder onvoldoende draagkracht heeft. De Raad vraagt zich ook af of de moeder de ernst van de zorgen voldoende inziet en hierbij het belang van de kinderen voldoende voor ogen houdt.
3.3.
De zorgen om [minderjarige 1] zijn het grootst. [minderjarige 1] ging niet tot nauwelijks naar school, liep regelmatig (’s nachts) weg van huis en bracht zichzelf in gevaarlijke situaties door in contact te komen met meerderjarige jongens. Zij is op 26 februari 2024 met een machtiging uithuisplaatsing bij D3 in [plaatsnaam 1] geplaatst. Deze plaatsing werd onhoudbaar vanwege het zelfbepalende gedrag van [minderjarige 1] . Op 29 maart 2024 is zij overgeplaatst naar KeNa Zorg in [plaatsnaam 2] , maar ook daar liep zij in korte tijd meerdere keren weg. De kinderrechter heeft daarom op 11 april 2024 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend. Een gesloten machtiging is op dit moment nog steeds noodzakelijk, omdat [minderjarige 1] de veiligheid en duidelijke kaders nodig heeft om te werken aan haar problematiek. Aangezien er sprake is van forse en complexe problematiek acht de Raad de verzochte duur van zes maanden passend en geboden. Daarbij geeft de Raad wel mee dat de gesloten plaatsing zo kort mogelijk moet duren en dat een open plaatsing eerder gerealiseerd wordt als dit mogelijk blijkt te zijn.
3.4.
Ook ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] heeft de Raad grote zorgen. Zij hebben een omgekeerd dag- en nachtritme en worden onvoldoend begrensd, begeleid en gestimuleerd door de moeder. [minderjarige 2] gaat al lange tijd niet meer naar school. In het vrijwillig kader is het niet gelukt om hier verandering in te brengen. [minderjarige 2] heeft meerdere dagen per week dagbesteding bij 2SUR5, maar ook daar is hij niet altijd aanwezig. Ook [minderjarige 3] gaat nauwelijks naar school. Beide kinderen worden hierdoor onvoldoende gestimuleerd in hun cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij [minderjarige 3] zijn er tevens zorgen over haar zelfbepalende gedrag en de manier waarop zij zich uit. [minderjarige 3] lijkt geleerd te hebben dat schreeuwen de manier is waarop er met elkaar gesproken wordt. Gelet op de forse zorgen over de kinderen verzoekt de Raad ook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder ziet in dat zowel zij als de kinderen hulpverlening nodig hebben. Voor de veiligheid van [minderjarige 1] is het nodig dat zij de komende tijd gesloten geplaatst blijft. De moeder meent dat zes maanden daarvoor echt noodzakelijk is. Met een kortere duur wordt er hoop gecreëerd bij [minderjarige 1] en het is nu juist belangrijk dat er duidelijkheid en rust komt, zodat [minderjarige 1] kan werken aan haar problematiek. De moeder is zich ervan bewust dat er ook in de thuissituatie dingen moeten veranderen. De moeder staat open voor alle hulpverlening. Zij heeft vooral behoefte aan af en toe rust, zodat zij kan opladen. De moeder is overbelast en maakt daardoor niet altijd de juiste keuzes voor de kinderen.
4.2.
Door en namens [minderjarige 1] is ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar is verweer gevoerd tegen de duur van de gesloten machtiging. De advocaat van [minderjarige 1] verzoekt de gesloten machtiging slechts toe te wijzen voor drie maanden met primair afwijzing en subsidiair aanhouding van het overige. Daartoe wordt aangevoerd dat [minderjarige 1] de afgelopen weken al positieve stappen heeft gezet bij Hestia. Het gaat beter met haar en ze volgt onderwijs. De geslotenheid valt haar zwaar en zij wil daarom zo snel mogelijk naar een open groep. De advocaat vreest dat [minderjarige 1] haar motivatie verliest als er nu een gesloten machtiging wordt afgegeven voor de duur van zes maanden. Een tussentijds toetsmoment zou daarom goed zijn, zodat [minderjarige 1] ook opnieuw gesproken wordt door een onafhankelijke gedragswetenschapper. Zij kan de komende drie maanden dan laten zien dat zij de stijgende lijn kan voortzetten en dat er geen sprake meer is van onttrekkingsgevaar. De advocaat vindt tevens dat de jonge leeftijd van [minderjarige 1] in ogenschouw moet worden genomen.
4.3.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat [minderjarige 1] de afgelopen weken al positieve stappen heeft gezet binnen de gesloten setting. Zij heeft baat bij de structuur en duidelijkheid die haar daar geboden wordt. Ze volgt onderwijs en heeft andere dagbesteding. Dat neemt niet weg dat er nog grote zorgen zijn over haar gedrag. Ze is zelfbepalend, heeft moeite met het accepteren van gezag en maakt seksueel getinte opmerkingen naar mannelijke begeleiders. De behandeling van [minderjarige 1] moet nog starten en het heeft echt tijd nodig om de negatieve patronen te doorbreken. De verzochte duur van zes maanden is dan ook passend. Ook de moeder moet de komende tijd hard aan zichzelf werken. De moeder is daar ook toe bereid en de samenwerking met de gecertificeerde instelling verloopt op dit moment goed. De moeder heeft het nodig dat er iemand naast haar staat en haar kan helpen bij het nemen van beslissingen.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en opvoedsituatie van de kinderen. De zorgen zijn met name gelegen in het gebrek aan structuur en begrenzing in de thuissituatie. De kinderen vertonen allemaal zelfbepalend gedrag. Daarnaast zijn er zorgen over het schoolverzuim van de kinderen, hun cognitieve en sociale ontwikkeling, en hun omgekeerde dag- en nachtritme. De moeder lijkt volledig overbelast geraakt en is op dit moment niet in staat om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben. De afgelopen jaren is er in het vrijwillig kader al diverse hulpverlening bij het gezin betrokken geweest, maar dit heeft er niet toe geleid dat de zorgen over de kinderen zijn verminderd. Sterker nog, de zorgen lijken alleen maar groter te worden en dat heeft bij [minderjarige 1] geleid tot een uithuisplaatsing. Hoewel de kinderrechter ziet dat de moeder het beste met de kinderen voor heeft en zich wil inzetten voor de hulpverlening, lukt het haar onvoldoende om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen in vrijwillig kader weg te nemen. De kinderrechter vindt de inzet van gedwongen hulpverlening daarom noodzakelijk. De betrokkenheid van de jeugdbescherming is nodig om zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen, de juiste hulpverlening effectief in te zetten voor de kinderen én de moeder en de moeder te ondersteunen bij het nemen van beslissingen. Gelet op de forse zorgen die er zijn en de tijd die nodig is om de zorgen weg te nemen, vindt de kinderrechter de verzochte duur van een jaar passend en geboden. De kinderrechter wijst het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, daarom toe als verzocht.
Machtiging gesloten jeugdhulp
5.3.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige 1] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige 1] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.4.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige 1] vertoont fors zelfbepalend gedrag en ondermijnt het gezag van volwassenen. Zij brengt zich daarmee in gevaarlijke situaties. Ook is zij kwetsbaar voor negatieve invloeden van buitenaf. Haar zorgwekkende gedrag en kwetsbaarheid maken dan ook dat zij tegen zichzelf en anderen in bescherming moet worden genomen. Het is positief dat [minderjarige 1] baat lijkt te hebben bij de duidelijke en strakke kaders die de geslotenheid haar biedt, waardoor zij onder andere weer naar school gaat. Maar op dit moment is het te vroeg om [minderjarige 1] terug te plaatsen bij de moeder of over te plaatsen naar een open groep. Er is gegronde vrees dat [minderjarige 1] dan opnieuw zal weglopen, zoals zij eerder bij D3 en KeNa heeft gedaan, of dat de situatie thuis wederom escaleert, aangezien haar moeder geen stabiele basis kan bieden en er nog geen behandeling is ingezet om de negatieve patronen te doorbreken en de problematiek van [minderjarige 1] aan te pakken. Gelet op het risico op onttrekking en de forse zorgen die er zijn over de ontwikkeling van [minderjarige 1] vindt de kinderrechter de verzochte duur van zes maanden passend en geboden, en ziet hij geen reden voor een toetsmoment over drie maanden. Het is noodzakelijk dat [minderjarige 1] binnen de veilige en duidelijke kaders van de gesloten groep tot rust komt, zodat ze kan werken aan haar problematiek en daadwerkelijk een verandering in haar gedrag teweeg kan brengen. De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 22 mei 2024 tot 22 mei 2025;
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige 1] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 mei 2024 tot 22 november 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 5 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.