ECLI:NL:RBDHA:2024:9286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
C/09/663795 / JE RK 24-569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervanging van gecertificeerde instelling in ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 mei 2024, wordt de vervanging van de gecertificeerde instelling in een ondertoezichtstelling behandeld. De kinderrechter heeft eerder op 18 april 2024 overwogen dat de verhoudingen tussen de vader en de gecertificeerde instelling ernstig verstoord zijn. Dit gebrek aan vertrouwen staat een goede uitvoering van de ondertoezichtstelling in de weg, vooral wat betreft de omgang tussen de vader en zijn kinderen. De kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om een andere gecertificeerde instelling aan te stellen.

De vader heeft verzocht om de gecertificeerde instelling te vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. Tijdens de zitting op 22 mei 2024 is gebleken dat er geen andere gecertificeerde instellingen beschikbaar zijn om de ondertoezichtstelling over te nemen, maar de kinderrechter benadrukt dat de wet geen bereidverklaring vereist. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de samenwerking met de huidige gecertificeerde instelling niet meer mogelijk is en dat de vader zich moet openstellen voor de nieuwe instelling om de omgang met zijn kinderen te verbeteren.

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering wordt vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De kinderrechter heeft de vader aangespoord om zich in te spannen voor een goede samenwerking met de nieuwe jeugdbeschermer(s).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/663795 / JE RK 24-569
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over de vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak van
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. B.J. de Bruijn te 's-Gravenhage,
over
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] , Syrië,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats 1] , Syrië,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2015 in [geboorteplaats 1] , Syrië,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
-
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
-
[minderjarige 5], geboren op [geboortedatum 5] 2019 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 5] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Salhi te Rijswijk,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 18 april 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het verzoek van de vader tot vervanging van de gecertificeerde instelling aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- de beschikking van 18 april 2024;
- de brief met het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling, ontvangen op 22 april 2024.
1.3.
Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, ondersteund door een tolk, met zijn advocaat;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 3] , coach bij E25.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 18 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de kinderrechter om de gecertificeerde instelling, die de ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door bij voorkeur Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
In aanvulling van wat door en namens de vader ter zitting van 18 april 2024 naar voren is gebracht, geeft de vader aan niet over een bereidverklaring van een andere gecertificeerde instelling te beschikken. Naar aanleiding van de opdracht van de kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling contact gezocht met andere gecertificeerde instellingen. Zowel het Leger des Heils als Stichting Jeugdbescherming west hebben echter aangegeven capaciteitsproblemen te hebben en daardoor niet bereid te zijn de ondertoezichtstelling op te pakken. Dat neemt echter niet weg dat er onvoldoende vertrouwen is tussen de vader en de gecertificeerde instelling om de samenwerking voort te zetten, zoals ook door de kinderrechter is overwogen in de beschikking van 18 april 2024. Het is in het belang van de vader – en daarmee van de kinderen – om een goede werkrelatie met de gecertificeerde instelling te hebben en er dient dan ook een andere gecertificeerde instelling aangesteld te worden voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Daarbij heeft Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden de voorkeur van de vader. De vader weet dat er op dit moment geen vaste jeugdbeschermer betrokken zijn zal, maar heeft wel begrepen dat de casus wordt opgepakt door het doorstroomteam. Het is dus niet zo dat niemand zich meer met het gezin bezighoudt.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling ziet in dat de samenwerkingsrelatie met de vader dusdanig verstoord is dat dit een goede uitvoering van ondertoezichtstelling in de weg staat. De gecertificeerde instelling vraagt zich echter af of het een andere gecertificeerde instelling wel gaat lukken om de samenwerking met de vader aan te gaan. Het gaat de vader er namelijk met name om dat de tijd die hij heeft gemist met de kinderen wordt gecompenseerd. Dat is niet haalbaar. Daarnaast zal een nieuwe gecertificeerde instelling niet opeens de omgang met vader drastisch uitbreiden, maar voortborduren op de omgangsregeling die er nu ligt. De gecertificeerde instelling heeft verder naar voren gebracht dat er de afgelopen maand nog wel contact is geweest met de moeder. Het contact met de moeder verloopt goed. Er is hulpverlening betrokken in de opvoedsituatie bij de moeder. Individuele hulpverlening voor de kinderen is nog niet van de grond gekomen, omdat de moeder geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Ook is het nog niet gelukt om de omgangsbegeleiding bij een andere organisatie te beleggen. De gecertificeerde instelling heeft de vader geprobeerd te betrekken door informatie over de kinderen te delen met zijn coach. Het is niet gelukt om zelf in contact te komen met de vader, omdat hij dat niet wil. De gecertificeerde instelling zou graag zicht krijgen op de interactie tussen de vader en de kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de kinderrechter vast komen te staan dat de gecertificeerde instelling, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, moet worden vervangen door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden.
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat al bij beschikking van 18 april 2024 is overwogen dat de verhoudingen tussen de vader en de gecertificeerde instelling ernstig zijn verstoord. Er is over en weer geen vertrouwen dat de samenwerkingsrelatie hersteld kan worden en dat staat een goede uitvoering van de ondertoezichtstelling in de weg voor zover die ziet op de omgang tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter vindt het daarom in het belang van de kinderen noodzakelijk dat een andere gecertificeerde instelling met de uitvoering wordt belast. Door capaciteitsproblemen is er op dit moment geen gecertificeerde instelling die zich bereid heeft verklaard om de uitvoering van de ondertoezichtstelling op zich te nemen. De wet vereist een dergelijke bereidverklaring echter niet. De kinderrechter zal – zoals door de vader verzocht – de gecertificeerde instelling vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De kinderrechter heeft tijdens de zitting gemerkt dat er veel boosheid, verontwaardiging en moedeloosheid bij de vader zit over de eerdere uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter wil de vader op het hart drukken dat hij zich moet openstellen richting de nieuwe gecertificeerde instelling en zich flink moet inspannen om met de nieuwe jeugdbeschermer(s) in vertrouwen de samenwerking aan te gaan. Alleen op die manier kan onderzocht worden of een uitbreiding van de omgang tussen de vader en de kinderen mogelijk is en hoe daarnaartoe kan worden gewerkt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
vervangt de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 4 juni 2024.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen de beslissing tot vervanging van de gecertificeerde instelling geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.