Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Overwegingen
Ambtshalve toetsing
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Surinaamse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 6 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was voor een onderzoek en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt in het proces van uitzetting van eiser. Eiser heeft gesteld dat er tussen 12 maart 2024 en 3 april 2024 geen gerichte handelingen zijn verricht om zijn vertrek te faciliteren, maar de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris wel degelijk stappen heeft ondernomen, waaronder het doorgeleiden van de aanvraag voor een laissez passer naar de Surinaamse autoriteiten en het voeren van vertrekgesprekken met eiser. De rechtbank benadrukt dat eiser zelf ook een medewerkingsplicht heeft en dat hij niet heeft aangetoond dat hij aan deze verplichting heeft voldaan.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat het beroep van eiser ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.