Op 17 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een eindvonnis gewezen in de bodemzaak tussen Stichting Namaakbestrijding React en de vennootschappen SHLC Technology Co., Limited en ZC (FR) Limited. De zaak betreft een collectieve actie van Stichting React, die zich richt op het bestrijden van merkinbreuken die plaatsvinden via het Vova-platform. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 30 augustus 2023 een aantal bevelen opgelegd aan Stichting React met betrekking tot wettelijk voorgeschreven mededelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen opt-out verklaringen zijn ontvangen van de groep personen wiens belangen door Stichting React worden behartigd.
In de inhoudelijke beoordeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat de vorderingen van Stichting React geen directe juridische grondslag vinden in de Europese Unie Merkverordening (UMVo), maar dat ze wel nauw verbonden zijn met vorderingen betreffende (dreigende) inbreuken. De rechtbank heeft de vorderingen van Stichting React toegewezen, maar met inachtneming van de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de rechten van merkhouders en de belangen van tussenpersonen zoals SHLC en ZC. De rechtbank heeft de gevorderde bevelen in gewijzigde vorm toegewezen, waarbij SHLC en ZC de verantwoordelijkheid krijgen om zelf maatregelen te treffen om onrechtmatig handelen te beëindigen.
De rechtbank heeft ook bepaald dat SHLC en ZC binnen twee weken na betekening van het vonnis maatregelen moeten nemen om inbreukmakende producten van het Vova-platform te verwijderen en om identificerende gegevens van inbreukmakers te verstrekken. Daarnaast zijn er dwangsommen opgelegd voor het geval SHLC en ZC niet aan de bevelen voldoen. De proceskosten zijn aan de zijde van Stichting React begroot op € 1.871,33, die door SHLC c.s. moeten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van bepaalde verklaringen voor recht.